In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2001. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en haar waarnemend advocaat, mr. M.A.J. Timmermans-Roelands, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene op dat moment verbleef in een accommodatie op basis van een crisismaatregel die door de burgemeester van Goes was opgelegd. De betrokkene gaf aan dat het beter met haar ging, maar de waarnemend behandelaar wees op het risico van psychotische decompensatie en het gebrek aan ziektebesef bij de betrokkene.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er sprake is van een ernstig risico op lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene vertoonde tijdens de opname verward gedrag en had een hoog activiteitenniveau, wat leidde tot de conclusie dat zij niet in staat was om op dat moment in de maatschappij te functioneren. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor de duur van drie weken, waarbij de noodzakelijke vormen van verplichte zorg zijn vastgesteld, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geen minder bezwarende alternatieven kunnen vinden en heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel goedgekeurd, met de verwachting dat de betrokkene stabiliteit moet bereiken voordat zij naar huis kan.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Jansen, rechter, en is op schrift gesteld op 10 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.