ECLI:NL:RBZWB:2025:1380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/02/431685 / FA RK 25-668
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis en verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1995. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, terwijl de betrokkene zelf aangaf dat hij de verlenging van de zorgmachtiging overdreven vond, maar niet moeilijk deed over een extra jaar. De behandelaar van de betrokkene stelde dat het sinds de zorgmachtigingen steeds beter ging met hem, maar dat het gebruik van medicatie voortgezet moest worden. De advocaat van de betrokkene pleitte voor een kortere duur van acht maanden, zodat er ruimte zou zijn voor een plan van aanpak voor afbouw van medicatie.

De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in het schizofreniespectrum en dat er sprake is van verslavingsstoornissen. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene zorg nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen, zoals lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van acht maanden, met de mogelijkheid om de medicatie af te bouwen onder begeleiding van een arts. De rechtbank wees de verzoeken voor opname en beperking van bewegingsvrijheid af, omdat er geen ernstige indicaties voor opname waren en er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. Jansen, rechter, en is op schrift gesteld op 10 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/431685 / FA RK 25-668
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. P.M.J.T. Schumans te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Schumans;
  • mevrouw [naam] , casemanager, behandelaar.
1.3.
Tevens was er een collega van de casemanager aanwezig, deze is echter niet gehoord.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 4 maart 2024 een machtiging verleend tot en met 4 maart 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat het nu goed met hem gaat. Hij vindt de verlenging van de zorgmachtiging een beetje overdreven, maar doet niet moeilijk over een extra jaar. Voor zijn gevoel is dat alleen niet meer nodig. Betrokkene vertelt dat hij het ophalen en innemen van zijn medicatie een weekje zou overslaan op het moment dat er geen zorgmachtiging zou zijn. Dit, om uit te testen hoe hij functioneert zonder medicatie. Betrokkene heeft de overtuiging dat het niet aan de medicatie ligt dat het nu beter met hem gaat, maar dat dat enkel komt doordat hij zelf positiever is.
4.2.
De behandelaar van betrokkene stelt dat het sinds de zorgmachtigingen steeds beter gaat met betrokkene. Er is minder sprake van desorganisatie, een groei in sociale contacten en een positieve verandering in de werksituatie. Het is volgens haar wel van belang dat het gebruik van de medicatie wordt voortgezet. Betrokkene staat daar ambivalent tegenover, waardoor de behandelaar twijfelt of die zorg vanuit een vrijwillig kader verleent kan worden. Desgevraagd geeft de behandelaar aan dat de laatste opname ongeveer anderhalf jaar geleden was en dat er in de tussentijd geen ernstige indicaties voor een opname zijn geweest.
4.3.
De advocaat van betrokkene bepleit een toewijzing van het verzoek, maar slechts voor de duur van acht maanden. Hij snapt de machtiging, ook omdat betrokkene zelf aangeeft een verlenging prima te vinden. Echter, het is wellicht mogelijk voor betrokkene om een plan van aanpak te maken. Met een duur van acht maanden kan dan voor het nieuwe jaar beoordeeld worden wat er nog aan verplichte zorg nodig is. Het afbouwen van medicatie dient dan in het plan van aanpak opgenomen te worden, als afbouw überhaupt mogelijk is. De advocaat acht het van belang dat het afbouwen in samenspraak met een arts gebeurt.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van acht maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. De stoornis van betrokkene ligt in het schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Daarnaast is er sprake van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Bij betrokkene uit dit zich in de vorm van een schizofrene stoornis met paranoïde waandenken met tevens een neiging tot verslavingsgedrag.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene tijdens psychotische decompensatie last heeft van achterdochtige gedachten. Hij is bij eerdere psychoses een hoop verloren en is destijds agressief geweest richting zijn moeder en heeft zijn ex-partner en kinderen gestalkt. Op dit moment heeft betrokkene nog af en toe een stem in zijn hoofd, maar hij kan daar nu afstand van nemen. In het verleden heeft betrokkene veel schulden gemaakt en is hij, in combinatie met zijn psychoses, maatschappelijk erg afgegleden. Hij had toen geen huisvesting of werk.
5.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene is zeer wisselend in zijn motivatie tot inname van de medicatie. Hij denkt geen medicatie nodig te hebben en stelt niet te weten waarom hij het nog moet gebruiken. Daarom is verplichte zorg nodig. Het abrupt stoppen met de medicatie is niet in het belang van betrokkene. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg vooralsnog nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
5.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de behandelaar aangegeven dat de laatste opname van betrokkene anderhalf jaar geleden was. In de tussentijd zijn er geen ernstige indicaties voor een opname geweest. De rechtbank acht een opname derhalve niet voorzienbaar. De verzochte vormen van verplichte zorg ‘opnemen in een accommodatie’ en het daarbij behorende ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ zullen dan ook worden afgewezen.
5.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
De rechtbank ziet aanleiding om de duur van de zorgmachtiging te beperken tot acht maanden. Het gaat op dit moment al geruime tijd goed met betrokkene en de komende acht maanden kan dan ook worden gebruikt om te bekijken of men tegemoet kan komen aan de wens van betrokkene om de medicatie af te bouwen waardoor een machtiging wellicht niet meer nodig is. De rechtbank acht het van belang dat een eventuele afbouw van de medicatie onder begeleiding van een arts geschiedt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
24 oktober 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 10 maart 2025.
!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.