ECLI:NL:RBZWB:2025:1374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
02-124475-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling en wijziging bijzondere voorwaarden na voorwaardelijke ISD-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel. De officier van justitie had gevorderd dat deze voorwaardelijke maatregel ten uitvoer zou worden gelegd, maar stelde ter zitting dat dit niet opportuun was, gezien de nieuwe strafzaak waarin een onvoorwaardelijke ISD-maatregel was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel waren verbonden. Ondanks deze overtreding heeft de rechtbank besloten de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel af te wijzen, omdat de verdachte inmiddels een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar opgelegd had gekregen in een andere strafzaak. Tevens heeft de rechtbank besloten om alle bijzondere voorwaarden te laten vervallen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer: 02-124475-24
beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling (bijzondere voorwaarden)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam
raadsman mr. M.M.H. van Beek, advocaat te Tilburg

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aanvankelijk gevorderd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 26 juli 2024 ten uitvoer zal worden gelegd.
De officier van justitie heeft ter zitting gesteld dat indien door de rechtbank in de nieuwe strafzaak (met parketnummer 02-362448-24) een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, het vorderen van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel niet opportuun is. Zij vordert dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen en dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd, in die zin dat alle bijzondere voorwaarden komen te vervallen.
Dit betreffen de volgende bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland te Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zal meewerken aan het laten verrichten van persoonlijkheidsonderzoek door
een of meer door de reclassering aan te wijzen deskundige(n). Indien behandeling wordt
geïndiceerd, laat verdachte zich behandelen bij een door de reclassering te bepalen instantie,
zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich — indien de reclassering dat noodzakelijk acht — laat behandelen door
een nader te bepalen forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit het innemen van medicijnen inhoudt. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en/of drugs om het
middelengebruik inzichtelijk te krijgen en indien nodig te beheersen. De reclassering kan
urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering
bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan begeleiding voor het op orde krijgen en het op orde houden van zijn financiën. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel toe te wijzen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de bijzondere voorwaarden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vordering echter niet opportuun vanwege het feit dat zij bij vonnis van heden aan verdachte in een nieuwe strafzaak (onder parketnummer 02-362448-24) een onvoorwaardelijke ISD-maatregel heeft opgelegd, die 2 jaar in beslag zal nemen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen. Daarnaast zal zij de bijzondere voorwaarden wijzigen, in die zin dat alle bijzondere voorwaarden komen te vervallen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af en wijzigt de bijzondere voorwaarden, in die zin dat alle bijzondere voorwaarden komen te vervallen.
Deze beslissing is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 maart 2025.