ECLI:NL:RBZWB:2025:1351

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
02-134923-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen van verkrachting en bewezenverklaring van seksueel binnendringen bij onmachtige door alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009. De zaak betreft de verdenking van verkrachting en seksueel binnendringen van een onmachtige, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2023 samen met de medeverdachte een minderjarige vrouw, het slachtoffer, naar een afgelegen plek heeft meegenomen en haar heeft aangemoedigd om alcohol te drinken. Het slachtoffer raakte hierdoor in een staat van verminderd bewustzijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van verkrachting, omdat niet bewezen kon worden dat het slachtoffer door geweld of bedreiging was gedwongen tot de seksuele handelingen. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte het slachtoffer seksueel heeft binnengedrongen terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 120 dagen opgelegd, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uur. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de moeder van de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-134923-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 25 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander, [slachtoffer] heeft verkracht dan wel dat hij, al dan niet samen met een ander, seksueel is binnengedrongen in het lichaam van die [slachtoffer] terwijl hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn [medeverdachte] [slachtoffer] heeft verkracht zoals primair ten laste is gelegd. Verdachte en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] meegenomen naar een afgelegen plek en hebben samen een numeriek overwicht ten opzichte van haar gevormd. Daarbij hebben zij haar aangemoedigd om alcohol te drinken, zodat zij in een beschonken toestand kwam te verkeren. Door deze feitelijkheden hebben verdachte en [medeverdachte] , veroorzaakt dat [slachtoffer] de in de tenlastelegging opgenomen seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat het primaire feit niet bewezen kan worden verklaard dan is de officier van justitie van mening dat het seksueel binnendringen bij een onmachtige, zoals subsidiair ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair ten laste gelegd verkrachting, nu niet bewezen kan worden verklaard dat [slachtoffer] is gedwongen om de seksuele handelingen te ondergaan. De verdediging verzoekt verdachte dan ook van het primaire feit vrij te spreken. De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het subsidiaire feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 29 mei 2023 samen met [medeverdachte] en [slachtoffer] naar het eiland aan de [locatie] te Breda is gelopen. Onderweg hebben zij een volle fles Bacardi gevonden. Deze fles hebben zij meegenomen. Verdachte en [medeverdachte] hebben een paar dopjes uit deze fles gedronken. [slachtoffer] heeft de fles verder (nagenoeg) leeggedronken.
Op het eiland hebben er seksuele handelingen tussen verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer] plaatsgevonden. [medeverdachte] heeft eerst met [slachtoffer] seks gehad, waarbij hij met zijn penis in haar vagina is geweest en waarbij hij in haar vagina is klaargekomen. Verdachte heeft hier naast gezeten. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] met meerdere vingers gevingerd, waarbij hij ook in haar vagina is geweest. Hij werd hierbij aangemoedigd door [medeverdachte] . Vervolgens heeft [medeverdachte] een stok met een condoom erom heen in de vagina van [slachtoffer] gebracht. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben hiermee in de vagina op en neer gaande bewegingen gemaakt. Verdachte moest dit van [medeverdachte] doen, anders waren zij, volgens verdachte, geen vrienden meer. Ook heeft [medeverdachte] een schaar in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
Op de telefoon van [medeverdachte] zijn foto’s aangetroffen van de penetratie met (een) vinger(s) en de stok in de vagina van [slachtoffer] . Daarnaast zijn er hierop foto’s aangetroffen van een schaar in de buurt van de vagina van [slachtoffer] . Van de penetratie met de stok is daarbij nog een filmpje op deze telefoon aangetroffen. De rechtbank gaat er, ook gelet op de verklaring van [medeverdachte] , vanuit dat hij deze foto’s en het filmpje heeft gemaakt.
Aan verdachte is primair medeplegen van verkrachting en subsidiair medeplegen van het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand van wie hij wist dat die in een staat was van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Primair
Van verkrachting is sprake indien iemand door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Zoals uit de vaststelling van de feiten blijkt zijn verdachte en [medeverdachte] met meerdere voorwerpen (penis, vingers, tak, schaar) in de vagina van [slachtoffer] geweest. Er is dus sprake geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te kunnen komen moet de rechtbank vervolgens vaststellen of [slachtoffer] hiertoe door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden is gedwongen.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat [slachtoffer] hiertoe door geweld of bedreiging met geweld is gedwongen. Er zal dus sprake moeten zijn geweest van dwingen door een andere feitelijkheid of door bedreiging met een andere feitelijkheid. In dit verband wijst de rechtbank naar jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:865) waarin is overwogen dat, om tot bewezenverklaring van een andere feitelijkheid te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zodanige psychische druk op het slachtoffer heeft uitgeoefend, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten of dat verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat door verdachte en [medeverdachte] psychische druk op [slachtoffer] is uitgeoefend. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] in een zodanige situatie hebben gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. In dit kader overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] met de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden [slachtoffer] wilden dwingen tot (het ondergaan van) seksuele handelingen. Het leek die dag te gaan om een afspraak tussen vrienden om samen gaan te chillen en om riet te knippen voor het nachtvissen van [medeverdachte] . Daarom zijn zij naar het eiland aan de [locatie] gelopen. Hierbij is niet gebleken dat [slachtoffer] zich geïntimideerd voelde door verdachte en/of [medeverdachte] . Zij vond beide jongens leuk en wilde, ondanks het verbod van haar moeder om met [medeverdachte] om te gaan, toch met hem en verdachte, zijnde een vriend van [medeverdachte] , omgaan. Verdachte en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] weliswaar aangemoedigd om alcohol te drinken, maar niet uitgesloten is dat [slachtoffer] zelf ook alcohol wilde drinken. In ieder geval is niet gebleken dat zij door verdachte en/of [medeverdachte] onder druk is gezet om alcohol te drinken.
Nu niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van dwang, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting.
Subsidiair
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of sprake is geweest van, kort gezegd, seksueel binnendringen van een onmachtige, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Hiervoor moet worden beoordeeld of [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht en of verdachte dat wist.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen buiten bewustzijn is geweest. De vraag is dan ook of [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en/of van lichamelijke onmacht.
Staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen ‘waakzaamheid’ en ‘geheel van de wereld zijn’, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Onder lichamelijke onmacht moet volgens de wetgever worden verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in het bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen van haar lichaam als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van verdachte en [medeverdachte] . Ook stelt de rechtbank vast dat zij op dat moment als gevolg van het alcoholgebruik in een toestand van fysieke weerloosheid verkeerde. Daartoe wijst rechtbank op het volgende.
Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer] die dag om 14:50 uur met verdachte en [medeverdachte] richting de [locatie] liep. Zij hadden toen de fles Bacardi bij zich. Bacardi heeft een alcoholpromillage van 37,5 %. Om 15:27 uur is er met de telefoon van [medeverdachte] een foto van [slachtoffer] gemaakt. Hierop is te zien dat zij rechtop staat en dat zij haar onder- en bovenkleding aan heeft. Zij heeft dan haar tas om haar nek. [slachtoffer] heeft de fles Bacardi aan haar mond. Deze fles is bijna leeg. Op de telefoon van [medeverdachte] is ook een foto aangetroffen die om 15:54 uur voor het laatst is gewijzigd. Op deze foto is [slachtoffer] te zien waarbij zij op de grond zit met haar benen schuin gebogen vooruit en met haar armen in een niet-natuurlijke houding achter op haar rug. Zij heeft op deze foto haar T-shirt uit en haar bh gedeeltelijk. [slachtoffer] heeft haar onderkleding aan. Verder zijn er op de telefoon van [medeverdachte] foto’s aangetroffen waarop is te zien dat [slachtoffer] wordt gevingerd. Op één van deze foto’s is te zien dat [slachtoffer] op dat moment een ontbloot bovenlichaam had. Ook is op de telefoon van verdachte een filmpje aangetroffen waarop is te zien dat [slachtoffer] met een tak met een condoom erom heen in haar vagina wordt gepenetreerd. Op dit filmpje is te zien dat het boven- en onderlichaam van [slachtoffer] ontbloot is en dat zij niet beweegt. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer] na de seksuele handelingen gedeeltelijk heeft aangekleed.
Verdachte en [medeverdachte] hebben omstreeks 16:15 uur/16:30 uur samen het eiland verlaten. Zij hebben [slachtoffer] daar toen achter gelaten. [slachtoffer] is een paar uur later door een visser op het eiland aangetroffen. Hij heeft de politie gebeld, die vervolgens iets na 19:10 uur ter plaatse is gekomen. [slachtoffer] is door de politie bewusteloos aangetroffen waarbij zij een blauw shirt en zwart ondergoed aan had. Een lichtkleurige joggingbroek zat op haar enkels en een lichtkleurige bh lag bij haar voeten. De politie heeft haar pijnprikkels toegediend, waarop zij niet reageerde. De politie heeft vervolgens een ambulance ter plaatse laten komen. [slachtoffer] is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis bleek zij flink onderkoeld te zijn en een alcoholpromillage te hebben van 2,95 promille.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij bijna de hele fles Bacardi heeft leeggedronken. Zij was heel erg dronken en kon niet meer op haar benen staan. Ook had zij moeite met praten. [slachtoffer] moest gaan plassen, maar viel om. Verdachte heeft haar toen geholpen om op te staan. [slachtoffer] is vervolgens gaan zitten en in slaap gevallen. Zij werd wakker in het ziekenhuis. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij geen seks met de jongens heeft gehad.
[medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] bijna een hele fles Bacardi zelf heeft opgedronken. Zij begon vol te zuipen en ging omvallen en zo. Zij gingen om 15:00 uur drinken en om 15:15 uur was de fles helemaal op en was zij bezopen. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zei dat zij heel dronken wilde worden. Zij heeft uiteindelijk bijna de hele fles Bacardi leeggedronken. Na 30 of 40 slokken zei zij dat zij de bomen twee keer zag. Bij de seks met [medeverdachte] had zij al haar kleding uit. Na de seks met [medeverdachte] was zij te dronken om haar kleren aan te doen. Zij kon toen ook niet meer opstaan.
De rechtbank gaat er op basis van het vorenstaande vanuit dat het seksueel binnendringen van lichaam van [slachtoffer] ná het maken van de foto’s, waarop te zien is dat zij de fles Bacardi nagenoeg leeg heeft gedronken en met een deels ontkleed bovenlichaam op de grond zit, heeft plaatsgevonden. Op dat moment was zij blijkens de verklaring van verdachte, de foto’s van het vingeren en blijkens het filmpje van de penetratie met de stok namelijk verder ontkleed. Toen kon zij al niet meer op haar benen staan. [slachtoffer] kan zich niets van de seksuele handelingen herinneren en had circa vier uur later nog een heel hoog alcoholpromillage in haar bloed. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] op het moment van het seksueel binnendringen van haar lichaam in een staat van verminderd bewustzijn en van lichamelijke onmacht verkeerde.
Wetenschap verdachte
Uit de verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij wist dat [slachtoffer] voorafgaand aan het seksueel binnendringen van haar lichaam bijna een hele fles Bacardi had leeggedronken. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte zag dat [slachtoffer] na de seks met [medeverdachte] te dronken was om haar kleren aan te doen en dat zij niet meer kon opstaan. Door vervolgens toch het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnen te dringen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij ten tijde van deze seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde.
Medeplegen
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat bij verdachte en [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van dit feit waardoor van medeplegen kan worden gesproken. Zij zijn tijdens het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] in elkaars nabijheid geweest, hebben (sommige) van deze seksuele handelingen samen verricht of de ander daartoe aangemoedigd/aangezet. [medeverdachte] heeft daarbij fotos’en een filmpje van deze seksuele handelingen gemaakt. Geen van beiden hebben zich van de seksuele handelingen van de ander gedistantieerd. Verdachte en [medeverdachte] hebben nadien ook samen het eiland verlaten. Hierbij hebben zij [slachtoffer] in voormelde staat op het eiland achtergelaten.
Conclusie
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander ( [medeverdachte] ) handelingen heeft gericht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde, zoals subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het duwen/brengen van een penis in de mond van [slachtoffer] , nu hiervoor, naast de verklaring van verdachte, geen bewijs in het dossier voorhanden is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:op 29 mei 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het duwen/brengen van een penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van een tak tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] en
- het duwen/brengen van een schaar tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 143 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden die de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) heeft geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur te vervangen door 40 dagen vervangende jeugddetentie voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat hij door de deskundige verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht. Ook verzoekt de verdediging om hierbij rekening te houden met het tijdsverloop waarvan sinds het plegen van het feit sprake is. Verdachte heeft zich sindsdien aan een strak kader moeten houden en heeft overal aan meegewerkt. De verdediging verzoekt dan ook te volstaan met een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest met een proeftijd van twee jaar en met de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander diverse seksuele handelingen bij een meisje verricht, te weten vaginale penetratie met een penis, vingers, een stok en een schaar. Dat meisje was op dat moment zodanig onder invloed van alcohol dat van haar in redelijkheid niet meer kon worden verwacht dat zij nog weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte, laat staan dat zij hiertoe nog fysiek in staat was. Verdachte moet dit hebben geweten, maar heeft, weliswaar onder aandringen van zijn [medeverdachte] , toch seksuele handelingen bij haar verricht. In plaats van dat hij dit slachtoffer in haar beschonken toestand veilig naar huis bracht, heeft hij op een onterende manier misbruik van haar gemaakt. Dat zijn medeverdachte hierbij een stok en een schaar in de vagina van het slachtoffer heeft gebracht en verdachte zelf ook bewegingen met de stok in haar vagina heeft gemaakt, vindt de rechtbank buitengewoon schokkend. Verdachte heeft het slachtoffer na de seksuele handelingen in ontredderde toestand achtergelaten. Op dat moment kon zij niet meer op haar benen staan en was zij bijna bewusteloos. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat zij een paar uur later door een visser is aangetroffen, die de politie heeft gebeld. Zij was toen bewusteloos en al behoorlijk onderkoeld. Als deze visser haar niet had aangetroffen en deze de politie niet had gebeld, was het wellicht nog slechter met het slachtoffer afgelopen.
Verdachte heeft door het plegen van dit feit op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Hierdoor heeft hij een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder meisje recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Ook in dit geval, zoals blijkt uit de toelichting op haar civiele vordering om immateriële schadevergoeding en uit het namens haar moeder op de zitting uitgeoefende spreekrecht. Namens haar moeder is aangegeven dat door verdachte en diens medeverdachte een hoop leed is veroorzaakt en niet alleen voor het slachtoffer maar voor iedereen die betrokken is geraakt bij deze onmenselijke daden.
De rechtbank merkt de [medeverdachte] aan als hoofddader. Hij is met de seksuele handelingen begonnen en heeft de toen dertienjarige verdachte tot het plegen van seksuele handelingen aangezet. Verdachte heeft, anders dan zijn medeverdachte, ook al snel bij de politie volledige openheid van zaken gegeven en verantwoordelijkheid voor het feit genomen. Verdachte heeft uit eigen beweging al een jaar geleden een brief aan het slachtoffer geschreven, waarin hij zijn excuses aan haar aanbiedt. Verdachte is bereid om deze brief via de advocaat van het slachtoffer aan haar moeder te doen toekomen. Deze omstandigheden maken, net als zijn nog jonge leeftijd ten tijde van het feit, mede dat hij een lagere straf dient te krijgen dan zijn medeverdachte.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het blanco strafblad van verdachte.
Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met het rapport van [psycholoog] van 20 september 2023. De deskundige heeft aangegeven dat bij verdachte sprake is van forse informatieverwerkingsproblemen in combinatie met ADHD. Hiermee samenhangend vertoont verdachte achterstanden op het gebied van zijn sociaal-emotionele, relationele en gewetensontwikkeling. Ook in lichamelijk opzicht is sprake van een wat verlate rijping met hier inherent aan een wat vertraagd verlopende seksuele ontwikkeling. Gelet hierop is te verwachten dat verdachte zich tijdens het feit op een impulsieve wijze heeft laten leiden door de situatie en dat het moment, waarbij de invloed van het gedrag van zijn medeverdachte en het slachtoffer, leidend zijn geweest. Verdachte kan zelf de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende overzien omdat hij te weinig zicht heeft op oorzaak-gevolgrelaties en hij in eerste instantie zijn impulsen zal volgen. Hij is hierbij niet in staat om te duiden wat hij voelt en om te reflecteren op zijn eigen gedrag en motieven, waardoor hij zelf niet stopt en waardoor hij grenzen voorbij gaat. Gelet hierop adviseert de deskundige om verdachte het feit verminderd toe te rekenen. Door zijn persoonlijke problematiek is de kans op recidive aanwezig. De deskundige adviseert om verdachte (en zijn ouders) deel te laten nemen aan het intensieve behandeltraject MST-PSB, waarmee zij inmiddels zijn gestart.
Hoewel het rapport van de deskundige al enigszins gedateerd is, hebben de officier van justitie en de verdediging tegen het gebruik van dit rapport geen bezwaar gemaakt. Zij hebben dit rapport juist gebruikt om hun strafeis/strafmaatverweer te onderbouwen. De rechtbank ziet dan ook geen beletsel om bij de strafbepaling hiermee rekening te houden. Met de deskundige gaat de rechtbank bij de bepaling van de straf uit van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Daarnaast houdt de rechtbank hierbij rekening met de rapporten van de Raad van 12 december 2023 en van 18 februari 2025 en met de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft aangegeven dat verdachte en zijn moeder in de afgelopen jaren hard hebben gewerkt aan een verbetering van de situatie en dat zij veel inzet hebben getoond om te voorkomen dat verdachte in herhaling valt. Verdachte heeft in deze periode ook een positieve ontwikkeling laten zien. De Raad acht het van belang dat het in de komende periode ook goed blijft gaan, zowel op school als in de thuissituatie. Daarom adviseert de Raad om aan verdachte op te leggen een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* gedurende de proeftijd naar school gaat en dat hij zich daar houdt aan de afspraken en regels;
* gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding bij [hulpverlening] , zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering op de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat zij begeleiding van verdachte bij [hulpverlening] ook van belang acht. Verdachte gaat een nieuwe levensfase in, die van puber, en zal extra structuur nodig hebben. Daarbij zal bij [hulpverlening] gewerkt worden aan het vergroten van zijn zelfvertrouwen.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en met LOVS-afspraken met betrekking tot minderjarigen. Volgens deze oriëntatiepunten wordt voor een feit als dit in beginsel een jeugddetentie van zes maanden opgelegd. Strafvermeerderende en strafverminderende omstandigheden kunnen een hogere of lagere straf rechtvaardigen. De rechtbank merkt in dit geval als strafvermeerderende omstandigheden aan:
  • de kwetsbaarheid van het slachtoffer;
  • de bijzondere vernederende setting, te weten dat op een openbare plek, waarbij gebruik is gemaakt van penetratie met een penis, vingers, een stok en een schaar en van de seksuele handelingen door de medeverdachte, foto’s en een filmpje zijn gemaakt.
Uitgaande van de LOVS-afspraken is voor dit feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie van minimaal zes maanden op zijn plaats. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte in de afgelopen periode heeft laten zien, van deze straf moet worden afgezien. De rechtbank ziet in deze positieve ontwikkeling aanleiding om verdachte niet terug te sturen naar de jeugdgevangenis. Verblijf in de jeugdgevangenis zal immers de positieve ontwikkeling van verdachte doorkruisen en de op dit moment aan hem gegeven hulpverlening mogelijk teniet doen. Ook het tijdsverloop, waarvan sinds het plegen van het feit inmiddels sprake is, maakt dat de rechtbank verdachte niet meer naar de jeugdgevangenis zal terugsturen. Verdachte moet wel aan den lijve ondervinden dat wat hij heeft gedaan volstrekt niet door de beugel kan. Ook dient hij een stok achter de deur te krijgen om hem ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. De door de officier van justitie gevorderde stok achter de deur, de deels voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen, vindt de rechtbank, gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en de rol die hij bij het feit heeft gespeeld, te fors.
Alles afwegende zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen een werkstraf van 80 uur. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een jeugddetentie van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden die de Raad heeft geadviseerd. Hierbij is de rechtbank ervan uitgegaan dat verdachte 37 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partijen [slachtoffer] en [moeder van slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade voor het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij [moeder van slachtoffer] , zijnde de moeder van [slachtoffer] , vordert een schadevergoeding van € 547,11 aan materiële schade voor het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank zou de bewezenverklaarde gedraging van verdachte aan hem als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Jeugdigen die, net als verdachte, ten tijde van het plegen van het feit nog geen veertien jaar oud waren, zijn namelijk civielrechtelijk niet aansprakelijk voor onrechtmatige gedragingen. In dit geval is degene die het ouderlijk gezag over het kind uitoefent, daarvoor aansprakelijk. De moeder van verdachte is met het eenhoofdig ouderlijk gezag over hem belast. Dit betekent dat zij aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde feit hebben geleden (artikel 6:169 van het Burgerlijk Wetboek).
Benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van in ieder geval € 10.000,- billijk. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander, te weten met [medeverdachte] (parketnummer 02-134831-23), heeft gepleegd. De rechtbank heeft [medeverdachte] als hoofddader aangemerkt en is van oordeel dat hij voor het grootste gedeelte van de bij [slachtoffer] veroorzaakte immateriële schade verantwoordelijk is. De rechtbank zal daarom de moeder van verdachte veroordelen tot de betaling van € 3.000,- en [medeverdachte] veroordelen tot betaling van € 7.000,- van de in totaal € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 29 mei 2023.
Benadeelde partij [moeder van slachtoffer]
De door deze benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van in totaal € 387,99 aan materiële schade, afgerond op € 388,-, bestaande uit:
€ 300,- voor kleding die [slachtoffer] droeg ten tijde van het feit en die zij niet meer wil dragen;
€ 39,99 voor de vervangende Nokia;
€ 33,- voor de vervanging huissleutel;
€ 15,- voor de vervanging fietsslot.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. In dit kader overweegt de rechtbank nog dat zij het niet meer dan begrijpelijk acht dat het slachtoffer de door haar ten tijde van het feit gedragen kleding niet meer wil dragen en dat het, zeker na dit feit, van groot belang was dat [slachtoffer] telefonisch bereikbaar was. Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat [slachtoffer] door het strafbare feit haar sleutels is kwijtgeraakt.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden, die tot een toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden, niet voldoende vaststaan, mede gelet op de betwisting daarvan door verdachte en omdat (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Een verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet- ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. Dit deel van de vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte het strafbare feit samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat zij voor gelijke delen verantwoordelijk zijn voor de materiële schade van [moeder van slachtoffer] . De rechtbank zal daarom de moeder van verdachte en [medeverdachte] allebei veroordelen tot de betaling van € 194,- van de in totaal € 388,- aan materiële schadevergoeding. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 29 mei 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte kan geen schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd, omdat hij, zoals hierboven is overwogen, civielrechtelijk niet aansprakelijk is voor onrechtmatige gedragingen. Aan de moeder kan deze maatregel ook niet worden opgelegd, omdat zij geen verdachte is, maar omdat zij slechts aansprakelijk is voor de schade die door haar zoon als verdachte is toegebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat dit voorwerp bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit is aangetroffen, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:medeplegen van met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen pleegt die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* gedurende de proeftijd naar school gaat en dat hij zich daar houdt aan de afspraken en regels;
* gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding bij [hulpverlening] , zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
40 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de
moeder van verdachte, te weten mevrouw [moeder van verdachte] , tot de betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 3.000,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt de moeder van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de
moeder van verdachte, te weten de mevrouw [moeder van verdachte] , tot de betaling aan de benadeelde partij
[moeder van slachtoffer]van
€ 194,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt de moeder van verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-2023133804-G2598346);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Graaf, voorzitter, mr. W. Toekoen en mr. D. Bogaert, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 maart 2025.
Mr. I. de Graaf is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het afspreken met [slachtoffer] en/of het meenemen van haar naar een afgelegen plek en/of
- een nummeriek overwicht vormen ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- het dwingen en/of aanmoedigen van [slachtoffer] tot het drinken van alcoholische drank, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] in een bewusteloze, althans (ernstig) beschonken, toestand kwam te verkeren
zodoende [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten:
- het duwen/brengen van een penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een tak tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een schaar tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het duwen/brengen van een penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een tak tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van een schaar tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] ;
( art 243 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht )