4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 29 mei 2023 samen met [medeverdachte] en [slachtoffer] naar het eiland aan de [locatie] te Breda is gelopen. Onderweg hebben zij een volle fles Bacardi gevonden. Deze fles hebben zij meegenomen. Verdachte en [medeverdachte] hebben een paar dopjes uit deze fles gedronken. [slachtoffer] heeft de fles verder (nagenoeg) leeggedronken.
Op het eiland hebben er seksuele handelingen tussen verdachte, [medeverdachte] en [slachtoffer] plaatsgevonden. Verdachte heeft eerst met [slachtoffer] seks gehad, waarbij hij met zijn penis in haar vagina is geweest en waarbij hij in haar vagina is klaargekomen. [medeverdachte] heeft hier naast gezeten. Daarna heeft [medeverdachte] [slachtoffer] met meerdere vingers gevingerd, waarbij hij ook in haar vagina is geweest. Hij werd hierbij aangemoedigd door verdachte. Vervolgens heeft verdachte een stok met een condoom erom heen in de vagina van [slachtoffer] gebracht. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben hiermee in de vagina op en neer gaande bewegingen gemaakt. [medeverdachte] moest dit van verdachte doen, anders waren ze, volgens [medeverdachte] , geen vrienden meer. Ook heeft verdachte een schaar in de vagina van [slachtoffer] gebracht.
Op de telefoon van verdachte zijn foto’s aangetroffen van de penetratie met (een) vinger(s) en de stok in de vagina van [slachtoffer] . Daarnaast zijn er hierop foto’s aangetroffen van een schaar in de buurt van de vagina van [slachtoffer] . Van de penetratie met de stok is daarbij nog een filmpje op deze telefoon aangetroffen. De rechtbank gaat er, ook gelet op de verklaring van verdachte, vanuit dat verdachte deze foto’s en het filmpje heeft gemaakt.
De rechtbank volgt de verklaring van verdachte niet dat alleen [medeverdachte] degene is geweest die de stok in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht en alleen [medeverdachte] hiermee op en neergaande bewegingen heeft gemaakt. Ook volgt de rechtbank de verklaring van verdachte niet dat hij niets heeft gezien van een penetratie met een schaar. Hiertoe overweegt de rechtbank dat zij meer geloof hecht aan de verklaringen van [medeverdachte] dan aan die van verdachte. [medeverdachte] heeft namelijk bij de politie al snel openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft hierbij ook zichzelf belast. Zijn verklaringen vinden daarbij steun in de overige bewijsmiddelen. Verdachte heeft dit niet gedaan. Hij heeft pas bijna één jaar na het feit en nadat het resultaat van het DNA-onderzoek bekend werd, enige openheid van zaken gegeven. Hij heeft hierbij zijn verklaring afgestemd op de al in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Dit alles maakt dat de rechtbank uitgaat van de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte de stok in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht, dat ook hij hiermee op en neergaande bewegingen heeft gemaakt en dat hij vervolgens [medeverdachte] heeft aangezet om dit ook te doen. Ook maakt dit dat de rechtbank uitgaat van de verklaring van [medeverdachte] dat verdachte een schaar in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht. Zijn verklaring vindt voldoende steun in de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s van de schaar in de buurt van de vagina van [slachtoffer] en in de resultaten van het DNA-onderzoek. Op deze schaar zijn immers DNA-sporen van [slachtoffer] en verdachte aangetroffen en geen DNA-sporen van [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft de schaar, ook blijkens diens eigen verklaring, niet vastgehad. Hij heeft dus zodoende geen DNA-sporen van [slachtoffer] en verdachte op de schaar aan kunnen brengen, zoals de verdediging heeft betoogd.
Aan verdachte is primair medeplegen van verkrachting en subsidiair medeplegen van het seksueel binnendringen van het lichaam van iemand van wie hij wist dat die in een staat was van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Primair
Van verkrachting is sprake indien iemand door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Zoals uit de vaststelling van de feiten blijkt zijn verdachte en [medeverdachte] met meerdere voorwerpen (penis, vingers, tak, schaar) in de vagina van [slachtoffer] geweest. Er is dus sprake geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te kunnen komen, moet de rechtbank vervolgens vaststellen of [slachtoffer] hiertoe door (bedreiging met) geweld of andere feitelijkheden is gedwongen.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat [slachtoffer] hiertoe door geweld of bedreiging met geweld is gedwongen. Er zal dus sprake moeten zijn geweest van dwingen door een andere feitelijkheid of door bedreiging met een andere feitelijkheid. In dit verband wijst de rechtbank naar jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:865) waarin is overwogen dat om tot bewezenverklaring van een andere feitelijkheid te kunnen komen moet worden vastgesteld dat verdachte zodanige psychische druk op het slachtoffer heeft uitgeoefend, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten of dat verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat door verdachte en [medeverdachte] psychische druk op [slachtoffer] is uitgeoefend. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] in een zodanige situatie hebben gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. In dit kader overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] met de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden [slachtoffer] wilde dwingen tot (het ondergaan van) seksuele handelingen. Het leek die dag te gaan om een afspraak tussen vrienden om samen gaan te chillen en om riet te knippen voor het nachtvissen van verdachte. Daarom zijn zij naar het eiland aan de [locatie] gelopen. Hierbij is niet gebleken dat [slachtoffer] zich geïntimideerd voelde door verdachte en/of [medeverdachte] . Zij vond beide jongens leuk en wilde, ondanks het verbod van haar moeder om met verdachte om te gaan, toch met hem en diens vriend [medeverdachte] omgaan. Verdachte (en [medeverdachte] ) hebben [slachtoffer] weliswaar aangemoedigd om alcohol te drinken, maar [slachtoffer] wilde zelf ook alcohol drinken. Niet is gebleken dat zij door verdachte en [medeverdachte] onder druk is gezet om alcohol te drinken.
Nu niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van dwang, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting.
Subsidiair
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of sprake is geweest van, kort gezegd, seksueel binnendringen van een onmachtige, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Hiervoor moet worden beoordeeld of [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht en of verdachte dat wist.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen buiten bewustzijn is geweest. De vraag is dan ook of [slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en/of van lichamelijke onmacht.
Staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen ‘waakzaamheid’ en ‘geheel van de wereld zijn’, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Onder lichamelijke onmacht moet volgens de wetgever worden verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in het bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen van haar lichaam als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele verlangens van verdachte en [medeverdachte] . Ook stelt de rechtbank vast dat zij op dat moment als gevolg van het alcoholgebruik in een toestand van fysieke weerloosheid verkeerde. Daartoe wijst rechtbank op het volgende.
Op camerabeelden is te zien dat [slachtoffer] die dag om 14:50 uur met verdachte en [medeverdachte] richting de [locatie] liep. Zij hadden toen de fles Bacardi bij zich. Bacardi heeft een alcoholpromillage van 37,5 %. Om 15:27 uur is er met de telefoon van verdachte een foto van [slachtoffer] gemaakt. Hierop is te zien dat zij staat en dat zij haar onder- en bovenkleding aanheeft. Zij heeft dan haar tas om haar nek. [slachtoffer] heeft de fles Bacardi aan haar mond. Deze fles is bijna leeg. Op de telefoon van verdachte is ook een foto aangetroffen die om 15:54 uur voor het laatst is gewijzigd. Op deze foto is [slachtoffer] te zien waarbij zij op de grond zit met haar benen schuin gebogen vooruit en met haar armen in een niet-natuurlijke houding achter op haar rug. Zij heeft op deze foto haar T-shirt uit en haar bh gedeeltelijk . [slachtoffer] heeft haar onderkleding aan. Verder zijn er op de telefoon van verdachte foto’s aangetroffen waarop is te zien dat [slachtoffer] wordt gevingerd. Op één van deze foto’s is te zien dat [slachtoffer] op dat moment een ontbloot bovenlichaam had. Ook is op de telefoon van verdachte een filmpje aangetroffen waarop is te zien dat [slachtoffer] met een tak met een condoom erom heen in haar vagina wordt gepenetreerd. Op dit filmpje is te zien dat het boven- en onderlichaam van [slachtoffer] ontbloot is en dat zij niet beweegt. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] [slachtoffer] na de seksuele handelingen gedeeltelijk heeft aangekleed.
Verdachte en [medeverdachte] hebben omstreeks 16:15 uur/16:30 uur samen het eiland verlaten. Zij hebben [slachtoffer] daar toen achter gelaten. [slachtoffer] is een paar uur later door een visser op het eiland aangetroffen. Hij heeft de politie gebeld, die vervolgens iets na 19:10 uur ter plaatse is gekomen. [slachtoffer] is door de politie bewusteloos aangetroffen waarbij zij een blauw shirt en zwart ondergoed aan had. Een lichtkleurige joggingbroek zat op haar enkels en een lichtkleurige bh lag bij haar voeten. De politie heeft haar pijnprikkels toegediend, waarop zij niet reageerde. De politie heeft vervolgens een ambulance ter plaatse laten komen. [slachtoffer] is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis bleek zij flink onderkoeld te zijn en een alcoholpromillage te hebben van 2,95 promille.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij bijna de hele fles Bacardi heeft leeggedronken. Zij was heel erg dronken en kon niet meer op haar benen staan. Ook had zij moeite met praten. [slachtoffer] moest gaan plassen, maar viel om. [medeverdachte] heeft haar toen geholpen om op te staan. [slachtoffer] is vervolgens gaan zitten en in slaap gevallen. Zij werd wakker in het ziekenhuis. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij geen seks met de jongens heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] bijna een hele fles Bacardi zelf heeft opgedronken. Zij begon vol te zuipen en ging omvallen en zo. Zij gingen om 15:00 uur drinken en om 15:15 uur was de fles helemaal op en was zij bezopen. [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer] zei dat zij heel dronken wilde worden. Zij heeft uiteindelijk bijna de hele fles Bacardi leeggedronken. Na 30 of 40 slokken zei zij dat zij de bomen twee keer zag. Bij de seks met verdachte had zij al haar kleding uit. Na de seks met verdachte was zij te dronken om haar kleren aan te doen. Zij kon toen ook niet meer opstaan.
De rechtbank gaat er op basis van het vorenstaande vanuit dat het seksueel binnendringen van lichaam van [slachtoffer] ná het maken van de foto’s waarop te zien is dat zij de fles Bacardi nagenoeg leeg heeft gedronken en met een deels ontkleed bovenlichaam op de grond zit, heeft plaatsgevonden. Op dat moment was zij blijkens de verklaring van [medeverdachte] , de foto’s van het vingeren en blijkens het filmpje van de penetratie met de stok namelijk verder ontkleed. Toen kon zij al niet meer op haar benen staan. [slachtoffer] kan zich niets van de seksuele handelingen herinneren en had circa vier uur later nog een heel hoog alcoholpromillage in haar bloed. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer] op het moment van het seksueel binnendringen van haar lichaam in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde.
Wetenschap verdachte
Uit de verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast dat hij wist dat [slachtoffer] voorafgaand aan het seksueel binnendringen van haar lichaam bijna een hele fles Bacardi had leeggedronken. Ook stelt de rechtbank vast dat hij aan haar merkte dat zij al snel bezopen was en dat zij niet meer goed op haar benen kon staan. Door vervolgens toch het lichaam van [slachtoffer] seksueel binnen te dringen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij ten tijde van deze seksuele handelingen in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde.
Medeplegen
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat bij verdachte en [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het begaan van dit feit, waardoor van medeplegen kan worden gesproken. Zij zijn tijdens het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] in elkaars nabijheid geweest, hebben (sommige) van deze seksuele handelingen samen verricht of de ander daartoe aangemoedigd/aangezet. Verdachte heeft daarbij fotos’en een filmpje van deze seksuele handelingen gemaakt. Geen van beiden hebben zich van de seksuele handelingen van de ander gedistantieerd. Verdachte en [medeverdachte] hebben nadien ook samen het eiland verlaten.
Conclusie
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander handelingen heeft gericht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde, zoals subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het duwen/brengen van een penis in de mond van [slachtoffer] , nu hiervoor, naast de verklaring van [medeverdachte] , geen bewijs in het dossier voorhanden is.