ECLI:NL:RBZWB:2025:1336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
9 maart 2025
Zaaknummer
11319254 CV EXPL 24-4786 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop met achteraf betalen en bewijs van retourzending

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van Billink Financial Solutions B.V. centraal. Billink heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een bestelling heeft geplaatst bij de webwinkel Kitexpert en gekozen heeft voor achteraf betalen. De gedaagde erkent de bestelling te hebben ontvangen, maar stelt dat hij het product heeft geretourneerd. Echter, hij kan geen bewijs van retourzending overleggen, waardoor het verweer van de gedaagde niet wordt gehonoreerd. De kantonrechter oordeelt dat Billink aan zijn (pre)contractuele verplichtingen heeft voldaan en dat de gedaagde de hoofdsom verschuldigd is gebleven. De kantonrechter overweegt dat de kredietovereenkomst tussen Billink en de gedaagde mogelijk onder de consumentenbescherming valt, en dat Billink moet aantonen of de kosten deel uitmaken van hun verdienmodel. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en bewijslevering door Billink.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 11319254 CV EXPL 24-4786
vonnis d.d. 26 februari 2025
inzake
de besloten vennootschap Billink Financial Solutions B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (2803 PC) Gouda aan het adres Gentseweg 7,
eisende partij,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] aan het [adres] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Billink” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
De dagvaarding van 11 september 2024 met producties;
Het extract audiëntieblad van de rolzitting van 2 oktober 2024;
De akte van 16 oktober 2024 met producties;
De antwoordakte van 28 oktober 2024.
Waar gaat deze zaak over?
[gedaagde] heeft een bestelling gedaan bij Kitexpert (verder: de webwinkel) en gekozen voor achteraf betalen via Billink. [gedaagde] erkent de bestelling te hebben ontvangen, maar stelt deze te hebben teruggezonden. Hiervan kan hij geen bewijs overleggen, zodat aan zijn verweer voorbij wordt gegaan. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat ambtshalve moet worden getoetst of de webwinkel en mogelijk Billink aan hun verplichtingen op grond van het consumentenrecht hebben voldaan. De kantonrechter komt tot het oordeel dat mogelijk sprake is van een kredietovereenkomst waarop Titel 2A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is. Hierover mag Billink zich uitlaten.

2.Het geschil

2.1.
Billink vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 138,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 91,48 vanaf 11 september 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Billink stelt dat tussen [gedaagde] en Kitexpert, de verkoper (verder: de webwinkel), een koopovereenkomst is gesloten. De webwinkel heeft daarbij voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW). [gedaagde] heeft bij het afrekenen gekozen voor de optie achteraf betalen via Billink. Vervolgens is de vordering uit hoofde van de koopovereenkomst overgegaan op Billink. Op het verweer van [gedaagde] voert Billink aan dat zij de goederen niet retour heeft ontvangen. Zij heeft gereageerd op het e-mailbericht van [gedaagde] met het verzoek een bewijs van retourzending te overleggen, maar dit bewijs is nooit ontvangen. Niet kan dan ook worden vastgesteld dat de kit retour is gezonden, zodat [gedaagde] de hoofdsom verschuldigd is gebleven. Nu hij deze niet heeft voldaan, is hij rente en kosten verschuldigd geworden.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent kit te hebben besteld bij de webwinkel en zijn bestelling te hebben ontvangen. Het was niet de juiste kit, zodat hij de kit retour heeft gestuurd. Hij heeft geen verzendbewijs van de retourzending. Na de eerste aanmaning heeft hij direct contact opgenomen met Billink om aan te geven dat hij de kit retour heeft gestuurd. Zij zou dit gaan uitzoeken, maar heeft vervolgens niets meer laten weten. Ook op de tweede aanmaning heeft hij aangegeven dat de kit retour is gestuurd, maar daar is niet meer op gereageerd.

3.De beoordeling

De beoordeling van het verweer:
3.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een bestelling heeft gedaan bij de webwinkel en dat hij daarbij heeft gekozen voor achteraf betalen, zodat de vordering over is gegaan op Billink. Ook staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de bestelde kit heeft ontvangen. In geschil is of [gedaagde] de kit heeft teruggestuurd. Billink betwist dat [gedaagde] de bestelde kit retour heeft gezonden en [gedaagde] voert aan geen bewijs (meer) te hebben van de retourzending.
3.2.
De kantonrechter overweegt dat het op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan [gedaagde] is, bij betwisting door Billink van zijn stelling, om te stellen en te onderbouwen dat hij de bestelling retour heeft gezonden en dat de bestelling is ontvangen door de webwinkel. Hij stelt daarvan geen bewijs (meer) te hebben. Dit komt voor zijn rekening en risico, zodat zijn verweer wordt gepasseerd.
3.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in beginsel toewijsbaar is.
Ambtshalve toetsing:
3.4.
Naast de beoordeling van het verweer dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of de webwinkel en (mogelijk) Billink aan alle verplichtingen die volgen uit het consumentenrecht hebben voldaan. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677). De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
3.5.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar (de webwinkel) en een consument ( [gedaagde] ). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230v BW worden voldaan. Dat aan deze verplichtingen is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd.
3.6.
Billink heeft in de dagvaarding gesteld dat de webwinkel heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW. De kantonrechter ziet, gelet op de stellingen van Billink en de bij de dagvaarding overgelegde producties, in de onderhavige zaak geen aanleiding te veronderstellen dat niet aan de voornoemde verplichtingen is voldaan.
3.7.
Vervolgens is van belang dat [gedaagde] bij de aankoop heeft gekozen voor betaling achteraf aan Billink. Kort na het sluiten van de koopovereenkomst krijgt Billink de vordering van de webwinkel (ruim) binnen de termijn waarin [gedaagde] de gelegenheid krijgt de koopprijs te betalen overgedragen. Dit uitstel van betaling is een vorm van kredietverstrekking. Dit betekent dat in beginsel sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, waarop Titel 2A van Boek 7 BW van toepassing is. Op zo’n kredietovereenkomst zijn ook consumentenbeschermende bepalingen van toepassing.
3.8.
In artikel 7:58 lid 2 BW zijn een aantal uitzonderingen opgenomen van kredietovereenkomsten. Voor die uitzonderingen wordt minder consumentenbescherming nodig geacht. In dit geval is het de vraag of de kredietovereenkomst valt onder de uitzonderingssituatie genoemd in artikel 7:58 lid 2 onder e BW: een kredietovereenkomst waarbij het krediet binnen drie maanden moet worden terugbetaald en waarvoor slechts onbetekenende kosten kunnen worden aangerekend.
3.9.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in zijn arrest van 17 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:895) geoordeeld dat kredietovereenkomsten zoals de in deze zaak gesloten kredietovereenkomst in beginsel onder de hiervoor genoemde uitzondering vallen. Dit kan anders zijn als de kredietverstrekker er, teneinde een economisch voordeel te verkrijgen, vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst op anticipeert dat de consument de betalingsverplichting niet zal nakomen. Met andere woorden, in het geval de bedongen kosten (zoals de rente en buitengerechtelijke kosten) deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker.
3.10.
Door Billink zijn onder andere aanmaningskosten bedongen tot een maximum van het voor de hoofdsom geldende tarief op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de daarmee samenhangende wettelijke bepalingen. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat deze kosten (geheel of gedeeltelijk) deel uitmaken van het verdienmodel van Billink, de kredietverstrekker.
3.11.
De kantonrechter zal daarom Billink in de gelegenheid stellen om, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, zich uit te laten of de bedongen kosten deel uitmaken van haar verdienmodel. De kantonrechter wijst Billink in dit kader, gelet op de aard van de gevraagde gegevens, op het in artikel 22 lid 2 en 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 22a lid 3 Rv bepaalde. Mocht Billink daarop een beroep willen doen, moet zij dit wel motiveren.
3.12.
Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat de rente en de vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten deel uitmaken van het verdienmodel en de kredietovereenkomst daarom niet is uitgezonderd van het toepassingsgebied van titel 7.2A BW heeft dat consequenties. De kantonrechter zal dan ambtshalve moeten toetsen of de informatieplichten van de artikelen 7:60 en 7:61 BW zijn nageleefd en of de in artikel 4:34 Wft bedoelde kredietwaardigheidstoets is uitgevoerd. Als daar niet aan is voldaan, of als Billink er niet in slaagt aan te tonen dat daaraan is voldaan, zal de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. De kantonrechter zal Billink in de gelegenheid stellen om ook op dit punt een toelichting, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, te geven.
3.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 26 maart 2025 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door Billink zoals bedoeld in overweging sub 3.11 en 3.12;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.