ECLI:NL:RBZWB:2025:1325

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
8 maart 2025
Zaaknummer
10784768 CV EXPL 23-3814 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot levering van banken in koopovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen SVHH PRODUCTS B.V. en LAMPEN & MEER B.V. SVHH vorderde dat L&M zou worden veroordeeld tot levering van banken, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat SVHH niet heeft kunnen bewijzen dat de banken daadwerkelijk aan L&M zijn geleverd. De procedure omvatte verschillende producties, waaronder Whatsapp-berichten en vrachtbrieven, maar de kantonrechter oordeelde dat de bewijsvoering van SVHH onvoldoende was. L&M heeft steeds ontkend de banken te hebben besteld en heeft bewijsstukken overgelegd die deze ontkenning ondersteunen. De kantonrechter concludeerde dat SVHH niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs, waardoor de vordering werd afgewezen. SVHH werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van L&M, die zijn begroot op € 50,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10784768 \ CV EXPL 23-3814
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap SVHH PRODUCTS B.V.,
statutair gevestigd te Lienden, kantoorhoudende te Beneden Leeuwen,
eisende partij,
hierna te noemen: SVHH,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst, advocaat te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap LAMPEN & MEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
gedaagde partij,
hierna te noemen: L&M,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de akte van SVHH van 10 juli 2024 met producties;
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 21 augustus 2024;
- de antwoordakte van L&M van 27 augustus 2024 met één productie;
- de rolbeslissing van 16 oktober 2024;
- de akte van L&M van 13 november 2024 met producties;
- de antwoordakte van SVHH van 11 december 2024 met één productie;
- de akte van L&M van 8 januari 2025 met één productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
SVHH heeft niet kunnen reageren op de laatste productie bij de akte van L&M van 8 januari 2025. Nu de kantonrechter L&M ook niet in de gelegenheid had gesteld nog nadere producties over te leggen, zal deze productie niet bij de beoordeling worden betrokken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter SVHH in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat L&M de bestellingen, die hebben geleid tot de orders onder nummers [nummer 1] en [nummer 2] , heeft geplaatst.
2.2.
Bij akte van 10 juli 2024 heeft SVHH diverse producties overgelegd. Als productie 1 heeft zij Whatsappberichten tussen de vertegenwoordiger van SVHH en, zo stelt zij, de indirect bestuurder van L&M overgelegd. Zij stelt dat uit productie 2 volgt dat de persoon, die de bestelling heeft geplaatst, indirect bestuurder is van L&M. Als productie 3 volgt volgens SVHH dat haar vertegenwoordiger in de winkel van L&M is geweest en foto’s heeft gemaakt van de geleverde banken. Tot slot heeft SVHH als productie 4 een beter leesbare vrachtbrief overgelegd.
2.3.
L&M voert bij antwoordakte van 27 augustus 2024 aan dat de Whatsappgesprekken niet hebben plaatsgevonden. Met betrekking tot productie 2 voert L&M aan dat de gestelde indirect bestuurder van L&M door SVHH wordt aangeduid als een vrouw, terwijl de indirect bestuurder van L&M een man is met dezelfde voor- en achternaam. De geleverde banken zijn door een andere leverancier aan L&M geleverd. Ter onderbouwing daarvan overlegt L&M een e-mailbericht van die leverancier. Tot slot voert L&M aan dat op de vrachtbrief geen stempel van L&M is geplaatst. Daarbij zou het om verschillende leveringen gaan, terwijl er maar één vrachtbrief is overgelegd.
2.4.
In de rolbeslissing van 16 oktober 2024 heeft de kantonrechter aan L&M verzocht vergrootte versies van de foto’s bij de e-mailberichten van en aan haar leverancier over te leggen. Daarnaast heeft de kantonrechter verzocht te reageren op de stempel op de door SVHH overgelegde vrachtbrief.
2.5.
Bij akte van 27 augustus 2024 heeft SVHH grotere foto’s overgelegd. Zij voert met betrekking tot de stempel aan dat die niet van haar kan zijn, omdat zij niet zelf inkopen. Ook heeft zij geen medewerker met de naam [naam 1] .
2.6.
SVHH herhaalt dat L&M de bankstellen op een meubelbeurs in Brussel in 2022 besteld. Hiervoor is op 9 december 2022 een bevestiging aan L&M verzonden. L&M heeft dit niet betwist. Het is dus niet juist dat zij geen bestellingen doet. Dat zij bestellingen doet volgt ook uit het door L&M overgelegde e-mailbericht van de andere leverancier, waaruit volgt dat die leverancier aan L&M heeft geleverd. SVHH heeft de bankstellen geruime tijd eerder geleverd dan de andere leverancier. L&M blijft enkel bij blote ontkenningen, terwijl SVHH tal van feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat L&M de bestelling heeft geplaatst. Uit de stukken volgt ook dat de banken zijn afgeleverd. Zij stelt dat L&M meerdere malen onjuiste informatie heeft verstrekt door te stellen dat zij nooit zaken met SVHH heeft gedaan, terwijl niet wordt betwist dat de aan haar gezonden stukken zijn ontvangen. SVHH acht zich dan ook geslaagd in het bewijs.
2.7.
Bij akte van 27 augustus 2024 blijft L&M erbij niets besteld of gewijzigd te hebben. SVHH heeft daarover geen concrete informatie overgelegd. De bestelling is uiteindelijk geplaatst door een medewerker van SVHH. L&M heeft hierop geen akkoord gegeven. Er is ook niet gebleken dat L&M op andere berichten van SVHH heeft gereageerd. De e-mailberichten van SVHH zijn in de ongewenste mail/spammailbox terecht gekomen, zodat zij daar niet op heeft kunnen reageren. De leverancier, waarmee L&M contact heeft gezocht, levert al een langere tijd aan L&M via haar moederbedrijf. L&M heeft de banken niet ontvangen. De stempel op de vrachtbrief is niet van haar. L&M overweegt aangifte te doen van identiteitsfraude en valsheid in geschrifte. Zij concludeert dat SVHH niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs.
2.8.
De kantonrechter overweegt, zoals ook overwogen in het tussenvonnis van 12 juni 2024, dat SVHH stelt dat L&M de bestellingen heeft geplaatst, zodat zij op grond van artikel 150 Rv die stellingen dient te bewijzen als L&M haar stellingen gemotiveerd heeft betwist.
2.9.
L&M heeft steeds volgehouden geen bestelling te hebben geplaatst. Van haar kan ook niet meer worden verwacht, nu zij geen bewijzen kan overleggen dat zij geen bestelling heeft geplaatst. Daarbij heeft zij details in de stellingen van SVHH betwist, zodat de kantonrechter van oordeel is dat L&M de stellingen van SVHH gemotiveerd heeft betwist.
2.10.
SVHH heeft vervolgens niet kunnen verklaren dat de bestelling zou zijn geplaatst door een vrouw met de naam [naam 2] , terwijl de indirect bestuurder van L&M een man is met dezelfde naam. Daarbij is de bestelling feitelijk doorgegeven door een vertegenwoordiger van SVHH en zijn door hem, dan wel SVHH, geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij daadwerkelijk contact heeft gehad met de desbetreffende vrouw en op grond waarvan zij L&M mocht vertegenwoordigen bij de bestelling. Tot slot is ook niet gebleken dat L&M op enig moment heeft gereageerd op e-mailberichten van (de vertegenwoordiger van) SVHH, dan wel dat zij op een ander moment akkoord is gegaan met de bestelling.
2.11.
L&M heeft bovendien de ontvangst van de bestelling betwist. SVHH heeft alleen de vrachtbrieven overgelegd. Op de vrachtbrieven zou een stempel van L&M voor ontvangst zijn gezet. Ook dit wordt betwist door L&M. Dit leidt ertoe dat onvoldoende is onderbouwd dat de banken ook daadwerkelijk zijn geleverd aan L&M. Bovendien komen de vrachtbrieven niet overeen met de afspraken, die zijn opgenomen in het Whatsappgesprek, die met mevrouw [naam 2] zou zijn gevoerd, nu daarin is vermeld dat de banken zouden worden geleverd op [adres 1] te [plaats] , terwijl uit de vrachtbrief volgt dat de banken aan [adres 2] te [plaats] zouden zijn geleverd. Tot slot heeft SVHH een verklaring van een andere leverancier overgelegd, die verklaart de banken in kwestie geleverd te hebben, zodat dit ook tegenspreekt dat SVHH de banken heeft geleverd.
2.12.
De kantonrechter is van oordeel dat SVHH, gelet op het voorgaande, niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs. Dit betekent dat de vordering wordt afgewezen.
2.13.
SVHH is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van L&M betalen. De proceskosten van L&M worden begroot op € 50,00 aan verletkosten voor het verschijnen op de rolzitting van 21 augustus 2024 en eventueel aanvullende kosten, zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van SVHH af,
3.2.
veroordeelt SVHH in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als SVHH niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.