ECLI:NL:RBZWB:2025:1313

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
02-222968-24 en 03-005405-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door vervoeren van heroïne

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder B van de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van ongeveer 1995,24 gram heroïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 februari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging betwistte de rechtmatigheid van de doorzoeking en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de heroïne.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was, gezien de omstandigheden waaronder deze plaatsvond. De verdachte was de gebruiker van de auto en had wetenschap van de aanwezigheid van de heroïne, die in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte was aangetroffen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 1995,24 gram heroïne, en sprak de verdachte vrij van het medeplegen, omdat dit niet kon worden bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en gelastte de teruggave van een telefoon aan de verdachte, terwijl de inbeslaggenomen auto en hasj onttrokken werden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-222968-24 en 03-005405-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op de zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander 1995,24 gram heroïne heeft vervoerd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de doorzoeking van de auto rechtmatig heeft plaatsgevonden. Hij acht bewezen dat verdachte 1995,24 gram heroïne heeft vervoerd. Omdat deze hoeveelheid heroïne een straatwaarde heeft van minstens € 35.000,00, is het onaannemelijk dat iemand anders deze drugs in de auto waarin verdachte reed heeft achterlaten zonder dat verdachte dit wist. Gelet hierop en de omstandigheden dat verdachte de bezitter van de auto is en in de auto zat op het moment dat de drugs werden vervoerd, moet verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de heroïne hebben gehad. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat de nauwe en bewuste samenwerking met een ander onvoldoende uit het dossier blijkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig heeft plaatsgevonden, omdat geen sprake was van een verdenking zoals bedoeld in artikel 9 van de Opiumwet. Dit levert een vormverzuim op en moet leiden tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen heroïne. Hierdoor is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen en dient verdachte te worden vrijgesproken. Ook wanneer de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, bepleit de verdediging vrijspraak. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de heroïne. Verder kan niet worden vastgesteld dat sprake is van twee pakketten met heroïne, omdat het NFI maar één pakket heeft getest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De politie heeft op 8 juli 2024 in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in een auto twee pakketten aangetroffen. Van de gezamenlijke inhoud van de pakketten is één monster genomen dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) positief heeft getest op heroïne. Hoewel het jammer is dat niet van beide pakketten afzonderlijke monsters zijn genomen, gaat de rechtbank er anders dan de verdediging van uit dat in beide pakketten heroïne zat. De pakketten zijn op dezelfde manier verpakt in zwartkleurig plastic en lagen bij elkaar in één verborgen ruimte. In de auto lag dus in totaal 1995,24 gram heroïne. Verdachte was de gebruiker van de auto en op dat moment de bijrijder. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van heroïne en daarover kon beschikken.
Rechtmatigheid doorzoeking auto
In artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt aan opsporingsambtenaren de bevoegdheid gegeven om in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, ter inbeslagneming van een vervoermiddel, dat vervoermiddel te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen. Uit het dossier blijkt dat er op 8 juli 2024 een ANPR-hit was op een auto, een Renault Megane RS met [kenteken] , op de Rijksweg A58 ter hoogte van Etten-Leur. Deze auto is in een ANPR-referentiebestand geplaatst met als doel om deze auto te controleren vanwege of in verband met ondermijnende criminaliteit. De politie heeft de auto daarom laten stilstaan op de Chaamsebaan in Ulvenhout. De bestuurder was [vriendin] , de vriendin van verdachte. Verdachte was de bijrijder. De politie rook bij verdachte de geur van hennep en/of hasj. Verdachte heeft daarop gezegd dat hij een klein beetje hasj en een kleine joint bij zich had en heeft dit aan de politie overhandigd. Zowel verdachte als [vriendin] stonden in de politiesystemen geregistreerd voor handel in harddrugs en verborgen ruimtes in auto’s. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden redelijkerwijs door de politie kon worden vermoed dat er meer (en andere) drugs in de auto aanwezig waren. Op grond van artikel 96b Sv had de politie dan ook de bevoegdheid tot doorzoeking van de auto. De rechtbank concludeert daarom dat de doorzoeking van de auto rechtmatig is geweest en verwerpt het verweer van de verdediging.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte was de gebruiker van de Renault Megane, waarin de heroïne is aangetroffen. Hij heeft namelijk zelf verklaard dat hij de auto het afgelopen jaar van zijn oom had geleend. Door de oom van verdachte is verklaard dat verdachte de auto al drie maanden achtereen had. Het is vaste rechtspraak dat een auto-eigenaar wordt verondersteld bekend te zijn met de in de auto aanwezige goederen, behoudens contra-indicaties. De in de auto aangetroffen verborgen ruimte was een uiterst professioneel ingerichte ruimte. In die ruimte lag 1995,24 gram heroïne met een straatwaarde van, volgens de officier van justitie, ten minste €35.000,00. Dat iemand anders een dergelijke hoeveelheid drugs zonder medeweten van verdachte zou achterlaten in de auto van verdachte is gelet op de hoge waarde van de drugs niet aannemelijk. Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt en er geen contra-indicaties zijn, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de heroïne in de auto. Hierbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat op de telefoon van verdachte foto’s van drugs zijn aangetroffen, waaronder heroïne. Verdachte was de gebruiker van de auto en op 8 juli 2024 de bijrijder, zodat hij ook de beschikkingsmacht had over de heroïne. Verdachte heeft verklaard dat hij van Zeeland naar Limburg onderweg was, zodat bewezen kan worden dat hij de drugs heeft vervoerd. Bij vervoer gaat het immers om het brengen van drugs van de ene plaats naar de andere plaats, waarbij het niet noodzakelijk is dat je de bestuurder bent.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel medeplegen, omdat dit op basis van het dossier niet kan worden bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1995,24 gram heroïne heeft vervoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 juli 2024 te Ulvenhout, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 1995,24 gram heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte sinds zijn veroordeling in oktober 2024 zijn leven heeft opgepakt. Verdachte heeft werk en het gaat goed met hem. Daarom verzoekt de verdediging om aan hem een taakstraf op te leggen dan wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Een voorwaardelijke straf zal voor verdachte een extra stimulans zijn om zich aan de regels te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna twee kilo heroïne, die in een verborgen ruimte in zijn auto lag. Het is algemeen bekend dat heroïne een stof is die sterk verslavend is en ernstige schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met andere soorten criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun harddrugs te komen, maar ook delicten tussen handelaren onderling. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is het uitgangspunt bij het vervoeren van harddrugs met een gewicht tussen de 1500 en 2000 gram voor een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen. Hij blijft tegen beter weten in verklaren dat hij van niets weet. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat hij op 20 april 2023 nog is veroordeeld voor drugsfeiten. Verdachte is ook toen veroordeeld voor het vervoeren van harddrugs in een auto met een verborgen ruimte. Hiervoor is aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hier heeft verdachte blijkbaar niet van geleerd, want nog binnen de proeftijd heeft hij opnieuw drugs vervoerd in een auto met een verborgen ruimte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde telefoon aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De telefoon is namelijk niet gebruikt bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten en het ongecontroleerde bezit van de telefoon is niet in strijd met de wet of het algemeen belang.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen auto met [kenteken] is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van deze auto. Verder is deze auto, door de zich daarin bevindende verborgen ruimte, van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ook de inbeslaggenomen hasj is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van een gevangenisstraf van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 20 april 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: 1 STK GSM (omschrijving: PL2000-202472017-G2746054);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto met [kenteken] (omschrijving: PL2000-2024172017-G2746062) en 1 GR Hashish (omschrijving: PL2000-2024172017-G2746059);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 20 april 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 03-005405-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.C. Paijmans, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 maart 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 juli 2024 te Ulvenhout, gemeente Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1995,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art. 10 lid 4 Opiumwet, art. 2 ahf/ond B Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht ).