ECLI:NL:RBZWB:2025:1312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
02-160271-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van verkrachting met vrijspraak voor diefstal en overschrijding van redelijke termijn

Op 7 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van verkrachting en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden voor het medeplegen van verkrachting, terwijl hij vrijgesproken is van de diefstal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 februari 2025, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de verkrachting en een lagere straf voor de diefstal. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verkrachting, waarbij de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van verkrachting. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van het slachtoffer, wat resulteerde in een straf van 27 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was om deze tenlastelegging te ondersteunen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-160271-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ([land 2])
wonende te [woonadres] ([land 2])
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 februari 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. samen met een ander [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel samen met een ander seksueel haar lichaam is binnengedrongen terwijl zij sliep;
2. samen met een ander een gsm en een geldbedrag van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] samen met een ander heeft verkracht. Hij heeft zich in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte aan haar vergrepen. De officier vordert vrijspraak voor het ten laste gelegde onder feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van verkrachting. De verdediging stelt daartoe dat verdachte een ander scenario heeft van de gebeurtenissen op 27 juni 2022, namelijk dat hij [slachtoffer] kwam redden uit de handen van de medeverdachte, en dat is voldoende overtuigend. In het geval dat de rechtbank uitgaat van de lezing van aangeefster kan medeplegen niet bewezen worden en bovendien kan geen sprake zijn van verkrachting in de periode dat zij nog sliep. Ook het aangetroffen DNA van verdachte vormt geen bewijs. Voor het seksueel binnendringen van het lichaam terwijl zij bewusteloos was is medeplegen niet te bewijzen. Tot slot bepleit de verdediging vrijspraak voor het ten laste gelegde onder feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de verweten handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de verdachte. Wanneer dan de verdachte (een deel van) de seksuele handelingen of de onvrijwilligheid ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat onvoldoende wettig bewijs beschikbaar is. In dit geval wijzen de twee verdachten naar elkaar en bedelen zichzelf een reddende rol toe waardoor een vergelijkbare situatie ontstaat wat betreft de rol van verdachte en medeverdachte. Slechts een van de drie lezingen van de gebeurtenissen kan de juiste zijn. De rechtbank ziet hierin aanleiding om bij de beoordeling van het bewijs aan te sluiten bij het door de Hoge Raad gehanteerde kader.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). Dit bewijsminimumvoorschrift sterkt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat hij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun vindt.
Voorgaande betekent dat enerzijds het oordeel dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat haar verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt, twee afzonderlijke beslissingen zijn. Het feit dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar wordt geacht, kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Een gebrek aan voldoende steunbewijs voor de verklaring van het veronderstelde slachtoffer kan dus niet worden gecompenseerd door een gemotiveerd oordeel dat die verklaring betrouwbaar is. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Deze aan te leggen toets brengt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te concluderen dat er sprake is van een onbetrouwbare of zelfs valse aangifte door aangeefster. Zij heeft van begin af aan in drie verschillende verhoren gedetailleerd en consistent verklaard over de gebeurtenissen. Daarnaast heeft zij kort na het gebeurde aan voorbijganger [getuige] verteld dat zij aangerand is door twee mannen, met het verzoek de politie te bellen. Tot slot bevat het dossier geen enkele aanwijzing om aan haar verklaring te twijfelen.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster dat zij verkracht is op die 27 juni 2022 wordt ondersteund door het gegeven dat [verbalisant], die kort na de melding bij de politie ter plaatse komt, ziet dat aangeefster geëmotioneerd is. Kort daarna ziet zij, bij het aanwijzen van verdachte, dat aangeefster geëmotioneerd op hem reageert. Daarnaast wordt de verklaring dat aangeefster verdachte in het gezicht gekrabd heeft terwijl zij zich verzette ondersteund door het letsel, zijnde twee krassen, in het gezicht van verdachte.
De rechtbank acht ook van belang dat niet ter discussie staat dat er seksuele handelingen tegen de zin van aangeefster hebben plaatsgevonden, dit hebben verdachte en medeverdachte namelijk ook verklaard. Bovendien staat niet ter discussie dat zij alle drie aanwezig zijn geweest op de slaapkamer van aangeefster, wat haar verklaring verder ondersteunt. Dat aangeefster direct na deze gebeurtenissen het huis uit vluchtte terwijl zij geen onderbroek aan had en geen geld of telefoon bij zich had, acht de rechtbank ook ondersteunend voor haar verklaring over de gebeurtenissen.
Scenario’s verdachte en medeverdachte
Het scenario van verdachte dat hij te hulp schoot en de krassen in zijn gezicht ontstonden doordat aangeefster in het wilde weg sloeg acht de rechtbank niet geloofwaardig. Aangeefster zou volgens verdachte immers verdachte om hulp hebben gevraagd en onder die omstandigheden is het niet aannemelijk dat aangeefster hem zou krabben. Dat zij uit de woning vlucht past ook niet bij de situatie dat verdachte haar zou hebben gered of geholpen. Bovendien zijn de verklaringen van verdachte op meerdere punten onbetrouwbaar gebleken. Zo heeft verdachte verklaard dat de onderbroek van aangeefster nog aan zou zijn geweest, maar deze is vlak na het incident door de politie gevonden onder haar bed. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij absoluut niet met aangeefster heeft gezoend, maar in zijn e-mail van 21 februari 2025 verklaart hij wel met haar te hebben gezoend. Tot slot heeft verdachte aan zijn vriendin gevraagd om voor hem te liegen zodat de medeverdachte de schuld zou krijgen.
Het scenario van medeverdachte dat hij daar was om aangeefster te helpen acht de rechtbank ook niet geloofwaardig. De verklaring dat aangeefster hem om hulp zou hebben gevraagd is niet te rijmen met de omstandigheid dat zij kort na het gebeuren de woning uit vlucht om hulp te vragen aan een voorbijganger. Ook de omstandigheid dat medeverdachte samen met verdachte nog enige tijd in de woonkamer zou hebben gezeten nadat hij aangeefster gered zou hebben van medeverdachte is niet te rijmen met zijn verklaring dat hij met verdachte gevochten zou hebben om aangeefster te redden.
Tussenconclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank voldoende steunbewijs voor de eerder al betrouwbaar bevonden verklaring van aangeefster aanwezig en zal de rechtbank die verklaring (en niet die van verdachte of medeverdachte) als uitgangspunt voor de bewezenverklaring nemen.
Dwang
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Aangeefster werd immers wakker terwijl verdachte met zijn lichaam op haar lag en met zijn handen haar polsen boven haar hoofd vastgedrukt hield. Daarom is aangeefster door de handelingen van verdachte gedwongen het seksueel binnendringen van de vinger van de medeverdachte te ondergaan.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Niet is vereist dat verdachte zelf alle elementen van het delict vervult. Doordat verdachte op aangeefster zat met zijn lichaam en tegelijkertijd haar polsen boven haar lichaam vastgedrukt hield, heeft hij mogelijk gemaakt dat de medeverdachte zijn vinger in haar vagina kon brengen. Beide verdachten hebben zich dan ook schuldig gemaakt aan uitvoeringshandelingen, en de bijdrage van verdachte is van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van medeplegen.
Feit 2
Voor diefstal is vereist dat de dader het oogmerk heeft om over de goederen van een ander als heer en meester te beschikken. In dit geval blijkt uit het dossier dat de politie de telefoon van aangeefster onder de magnetron heeft gevonden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of verdachte de telefoon van aangeefster daar heeft verstopt, zodat - bij gebreke van enig ander bewijsmiddel - de diefstal door verdachte van de telefoon met daarin geld niet kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 juni 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een ander, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het betasten van de vagina en het brengen van een vinger in de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld uit het onverhoeds, terwijl zij sliep en vervolgens ontwaakte schrijlings op die in een bed liggende [slachtoffer] te blijven zitten en hierbij de polsen van die [slachtoffer] gespreid boven haar hoofd vast te houden en tegen het bed te duwen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is geweest van een beperkte mate van dwang en verzoekt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden op te leggen, gelijk aan de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. Zij bevond zich in een kwetsbare positie, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt. Zij was nog maar een dag in Nederland en bracht die dag tijd door met verdachte, die haar huisgenoot was, om haar wegwijs te maken in haar nieuwe omgeving waar zij verder nog niemand kende. Zij dacht dat zij haar nieuwe huisgenoot kon vertrouwen. Dat zij vervolgens die nacht in haar eigen slaapkamer was en door die huisgenoot en een ander verkracht werd moet zeer beangstigend zijn geweest.
Dit is een zeer ernstig strafbaar feit en de rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit, maar ook de geestelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Verkrachting is een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. In dit geval heeft zij ook verklaard dat zij veel geld heeft besteed aan psychologische hulp. Ook betreft het een feit dat tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij leidt. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk op geen enkel moment stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Bovendien heeft verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verdachte ontkent haar verkracht te hebben en heeft zelfs verklaard dat hij haar kwam redden van de medeverdachte. Verdachte is ook niet verschenen op de zitting.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met deze omstandigheden.
Strafblad
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
De straf
Voor een verkrachting waarbij een beperkte mate van dwang is toegepast, wordt in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die door rechtbanken worden gehanteerd als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Voor een verkrachting met geweld geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte ernstiger zijn dan een beperkte mate van dwang, en dat een bepaalde mate van geweld is toegepast. Daarom gaat de rechtbank uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden.
Daarnaast is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In dit geval is verdachte op 27 juni 2022 in verzekering gesteld en gelet daarop had het vonnis op 27 juni 2024 gereed moeten zijn. Dat betekent dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer acht maanden. De rechtbank matigt daarom de op te leggen straf met drie maanden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:medeplegen van verkrachting;
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 27 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. R. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 maart 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het betasten van de vagina en/of het duwen/brengen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het onverhoeds, terwijl zij sliep en/of (vervolgens) ontwaakte schrijlings op die in een bed liggende [slachtoffer] te gaan zitten en/of blijven zitten en/of (hierbij) de polsen van die [slachtoffer] gespreid boven haar hoofd vast te houden en/of tegen het bed te duwen;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, waardoor die [slachtoffer], niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], namelijk het, terwijl die [slachtoffer] lag te slapen en/of aan het ontwaken was, betasten van de vagina en/of het duwen/brengen van een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
( art 243 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Bergen op Zoom tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gsm en/of enig geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )