In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het UWV, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 19 april 2024 tegen het besluit van 10 april 2024, waarin zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia) werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser het UWV op 31 oktober 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden van een tekort aan verzekeringsartsen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden betaald.