In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet Wia). Eiseres had op 6 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 mei 2024, waarin haar aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank wijst erop dat eiseres het UWV op 9 december 2024 in gebreke heeft gesteld, maar dat er sindsdien geen besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 51,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.