ECLI:NL:RBZWB:2025:1270
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft bij besluit van 7 november 2022 bepaald dat eiser vanaf 1 december 2021 68,56% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder sarcoïdose, astma en long covid. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de door eiser gestelde toename van zijn beperkingen na de datum in geding valt en dus buiten deze procedure valt. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen en concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 68,56% correct is vastgesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.