ECLI:NL:RBZWB:2025:1270

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
BRE 24/3656 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft bij besluit van 7 november 2022 bepaald dat eiser vanaf 1 december 2021 68,56% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder sarcoïdose, astma en long covid. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de door eiser gestelde toename van zijn beperkingen na de datum in geding valt en dus buiten deze procedure valt. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen en concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 68,56% correct is vastgesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3656 WIA

uitspraak van 26 februari 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

gemachtigde: [gemachtigde 1],
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

UWV (kantoor Breda),
gemachtigde: [gemachtigde 2].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft bij besluit van 7 november 2022 (primaire besluit) bepaald dat eiser vanaf 1 december 2021 68,56% arbeidsongeschikt is. Met het bestreden besluit van
11 maart 2024 heeft het UWV het primaire besluit in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is, voorafgaand aan zijn uitval op 20 oktober 2018 door lichamelijke klachten, werkzaam geweest als monteur voor 38 uur per week. Per einde wachttijd heeft het UWV bij besluit van 30 oktober 2020 aan eiser vanaf 11 november 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Eiser heeft op 5 juni 2022 bij het UWV een melding toegenomen klachten [1] ingediend. In het primaire besluit heeft het UWV bepaald dat eiser vanaf 1 december 2021 68,56% arbeidsongeschikt is. In het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
3. Over eiser is achtereenvolgens gerapporteerd door een een arts [2] en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.1.
[arts] heeft het dossier – inclusief de medische informatie die eiser mee naar het spreekuur heeft genomen – bestudeerd en eiser gesproken tijdens het spreekuur op 19 oktober 2022. [arts] constateert bij het lichamelijk onderzoek minimale afwijkingen aan het bewegingsapparaat en de longen. De medische problematiek van eiser is, ten opzichte van de beoordeling per einde wachttijd, enigszins toegenomen. Eiser is, net als per einde wachttijd, nog steeds beperkt voor werken in een hoog handelingstempo en voor werken in extreme hitte of kou, werken in een vochtige of tochtige omgeving en voor werken met zware beschermingsmiddelen. Eiser is verder beperkt voor werken met stof, rook, gassen en dampen alsmede voor werken in een omgeving met grote temperatuur-wisselingen. Daarnaast is eiser beperkt voor frequent buigen, duwen, trekken, dragen, tillen, lopen tijdens het werk, klimmen en geknield/gehurkt/gebogen/getordeerd actief zijn. De per einde wachttijd aangenomen urenbeperking tot 30 uur per week wordt verhoogd naar een urenbeperking tot 20 uur per week.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 oktober 2022.
In bezwaar heeft [verzekeringsarts] heeft eveneens het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b was aanwezig bij de hoorzitting op 3 januari 2024 en heeft eiser na afloop van de hoorzitting medisch onderzocht. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b na de hoorzitting medische informatie bij de longarts van eiser opgevraagd en deze medische informatie in de beoordeling betrokken. [verzekeringsarts] constateert bij het eigen onderzoek geen bijzonderheden ten opzichte van het onderzoek door [arts]. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft [arts] terecht aangenomen dat eiser benutbare mogelijkheden heeft en is deze arts bij het onderzoek op alle aangegeven toegenomen klachten ingegaan. [verzekeringsarts] stelt dat [arts] zowel een lichamelijk als psychisch onderzoek heeft uitgevoerd en hierbij rekening heeft gehouden met recente medische informatie. Op het moment van dat onderzoek was de uitslag van de laatste scan van eiser nog niet bekend en de arts heeft er om die reden van afgezien om de onderzoeksresultaten op te vragen. [verzekeringsarts] acht dat juist en benadrukt dat de betreffende informatie – over onder meer de veranderingen in de gezondheidssituatie van eiser tussen 1 december 2021 en 16 september 2022 – in bezwaar alsnog is opgevraagd. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om nog meer beperkingen aan te nemen dan [arts] al heeft gedaan en benadrukt dat de urenbeperking is aangepast naar 20 uur per week en vier uur per dag. De klachten van eiser leiden tot een stoornis in de energiehuishouding en de verhoogde recuperatiebehoefte is verwerkt in de verhoogde urenbeperking. Deze beoordeling geldt vanaf 1 december 2021, omdat uit overleg tussen de verzekeringsarts b&b en de longarts van eiser en uit de informatie van de longarts aan de verzekeringsarts b&b volgt dat er vanaf 16 september 2022 sprake is van deconditionering, maar dat er objectief medisch geen sprake is van een verslechtering van de longaandoeningen.
3.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de medische toestand van eiser sinds eind 2019 is verslechterd en dat zijn lichamelijk conditie snel achteruit gaat. Zo is zijn sarcoïdose naar fase drie gegaan. Het UWV onderkent de medische beperkingen in onvoldoende mate. Hij zit nu in een intensief behandeltraject dat eiser veel energie kost. Er is nu geen ruimte voor re-integratie en eiser meent dat het UWV hem gedurende tenminste twee jaar volledig arbeidsongeschikt moet verklaren. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder sarcoïdose, astma en long covid. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiser heeft geen medische informatie overlegd op grond waarvan de rechtbank aanleiding ziet om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De door eiser in de beroepsgronden gestelde toename van zijn beperkingen is van na de datum in geding en valt dus buiten deze procedure. Dat geldt ook voor de claim van eiser dat hij tenminste de komende twee jaar volledig arbeidsongeschikt is. Zoals ter zitting besproken, dient eiser hiervoor een melding toegenomen beperkingen in te dienen.
Niet gebleken is dat in de FML van 26 oktober 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
4.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: huishoudelijk medewerker (excl. particulier, Sbc-code 372060), huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334) en productiemedewerker confectie, kleermaken (Sbc-code 272042).
4.2.
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Met betrekking tot de functie van huishoudelijk medewerker
(excl. particulier) heeft eiser aangevoerd dat zijn echtgenote en hij voor het schoonmaken thuis worden ondersteund vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en dat hij tijdens het stofzuigen naar een andere kamer moet vluchten om stof te vermijden. Bij de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen voert eiser aan dat deze functie vroeg in de ochtend uitgevoerd moet worden, terwijl eiser door zijn beperkingen en slaapgebrek later opstaat. Hij is dus niet in staat om deze functie uit te voeren.
4.3.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 3.3 heeft overwogen is die opvatting niet juist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de signaleringen bij de functie huishoudelijk medewerker (excl. particulier) niet relevant zijn voor eiser. Eiser is niet beperkt voor het dragen van handschoenen en het gaat om het schoonmaken van ruimten binnen een gebouw. De beperking voor pollen speelt dan ook niet. Dat geldt overigens ook voor de andere in overweging 4.1 aangehaalde functies. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b ook overigens inzichtelijk gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiser. Deze functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 68,56%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 december 2021 heeft vastgesteld op 68,56%. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 26 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Vanaf 1 december 2021.
2.De beoordeling is gecontrasigneerd door verzekeringsarts K.A. Kok.