ECLI:NL:RBZWB:2025:127
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 november 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats 1], vastgesteld op € 451.000 per 1 januari 2022. Tegelijkertijd werd de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep van belanghebbende niet slaagt. De waarde van de woning is vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de heffingsambtenaar een waardematrix heeft gebruikt die op 21 juni 2024 door [taxateur] is opgesteld. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst de argumenten van belanghebbende af, waaronder de stelling dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat onvoldoende rekening is gehouden met de slechte ligging van de woning.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven, en dat belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed krijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.