Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 7 maart 2022 besloten om per 29 september 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiser, die hiertegen bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 11 april 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep op 11 april 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na de zitting werd het onderzoek heropend om aanvullende rapportages van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV te verkrijgen. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser ventilerende kleding nodig heeft, maar dat dit geen aanpassing van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vereiste. Eiser voerde aan dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar oordeelde dat het UWV het griffierecht moest vergoeden en de proceskosten moest betalen.