ECLI:NL:RBZWB:2025:1250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
23/3578
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na heropening onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 7 maart 2022 besloten om per 29 september 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiser, die hiertegen bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 11 april 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank behandelde het beroep op 11 april 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na de zitting werd het onderzoek heropend om aanvullende rapportages van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV te verkrijgen. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser ventilerende kleding nodig heeft, maar dat dit geen aanpassing van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) vereiste. Eiser voerde aan dat zijn medische beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat het UWV de WIA-uitkering terecht had geweigerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische onderbouwing van het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar oordeelde dat het UWV het griffierecht moest vergoeden en de proceskosten moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3578 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. D.D. Pietersz,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Utrecht), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 7 maart 2022 (primair besluit) geweigerd per 29 september 2021 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 11 april 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en mr. M. van Grinsven namens het UWV. Op de zitting is het onderzoek gesloten.
1.4
Op 18 april 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om nadere vragen te stellen aan een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV.
De verzekeringsarts b&b heeft op 26 april 2024 gerapporteerd en de arbeidsdeskundige b&b heeft op 14 mei 2024 gerapporteerd. Eiser heeft op 3 juli 2024 op deze rapportages gereageerd.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige b&b op 14 oktober 2024 op de reactie van eiser gereageerd. Op deze rapportage heeft eiser op 2 december 2024 gereageerd.
Tot slot heeft het UWV op 9 januari 2025 gereageerd.
1.5
De rechtbank heeft het onderzoek op 11 februari 2025 gesloten nadat partijen is gevraagd of een nadere zitting gewenst is en zij hebben laten weten dat die achterwege kan blijven.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 september 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege (een toename van) gezondheidsklachten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV. Het rapport van de arts is gecontrasigneerd door een verzekeringsarts.
4.1
De arts heeft eisers dossier bestudeerd. Ook heeft de arts telefonisch contact met eiser gehad. Vanwege de onduidelijkheid ten aanzien van eisers geclaimde klachten, de discrepantie ten aanzien van eisers diagnoses en de aanhoudende ervaren klachten/het activiteitenniveau en uit zorgvuldigheid heeft de arts een neurologische en orthopedische expertise ingezet bij DC VerzuimDiagnostiek. De conclusie van de arts luidt dat sprake is van verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. De arts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 februari 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft eisers dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting. Ook heeft de verzekeringsarts b&b de door eiser overgelegde medische informatie doorgenomen en betrokken bij zijn beoordeling. Volgens de verzekeringsarts b&b bieden de bezwaargronden geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen dan door de arts is gedaan.
Naar aanleiding van de heropening van het onderzoek heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd. In die rapportage heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat eiser is aangewezen op het dragen van ‘ventilerende kleding’. Dit, gelet op het feit dat eiser bekend is met periodes met ontstekingen van de verstopte haarzakjes in oksels en liezen. De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht wat onder dergelijke kleding moet worden verstaan. Samengevat komt het erop neer dat eiser gebaat is bij het dragen van comfortabele kleding die de huid niet irriteert of schuurt. Omdat al een beperking is aangenomen op het aspect beschermende middelen, behoeft de FML volgens de verzekeringsarts b&b geen aanpassing.
4.2
Eiser heeft, kort samengevat, tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de (verzekerings)artsen zijn medische beperkingen hebben onderschat. Eiser lijdt sinds een auto-ongeval in 2017 aan klachten aan nek, schouder en beide armen. Deze klachten beperken eiser in het dagelijks functioneren en zorgen voor een verstoorde slaap- en energiehuishouding. Ook heeft eiser hierdoor veel stress en stemmingsklachten. Daarnaast is eiser bekend met spanningshoofpijn. De verzekeringsarts die de eerstejaars Ziektewet beoordeling (EZWB) heeft gedaan, heeft een urenbeperking van 20 uur per week aangenomen. Volgens eiser is er geen medische reden om aan te nemen dat zijn duurbelastbaarheid tussen de EZWB en beoordeling einde wachttijd (EWT) ten positieve is veranderd. Nu de verstoring in eisers energiebalans onverminderd aanwezig was op de datum EWT, meent eiser dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Los van de neurologische objectiveerbaarheid van eisers klachten kan uit de adviezen van de neuroloog van DC VerzuimDiagnostiek worden opgemaakt dat de pijn die eiser ondergaat wel degelijk aanwezig is, ongeacht de oorzaak hiervan. Eiser heeft een brief van arts Musculo Skeletale Geneeskunde Orthomanuele geneeskunde [arts] van 9 januari 2023 overgelegd, ter onderbouwing van eisers stelling dat hij nog steeds schouder-, nek- en lage rugklachten heeft.
Ter zitting is de grond dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat de primaire arts eiser niet heeft gezien, maar alleen telefonisch heeft gesproken, door eiser ingetrokken.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder nek- schouder- en rugklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van deze klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de (verzekerings)artsen hebben aangenomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts b&b in reactie op deze informatie aanvullend heeft gerapporteerd dat met het chronisch pijnsyndroom en de invloed hiervan op eisers psychische toestand bij de WIA-beoordeling en de heroverweging in bezwaar al rekening werd gehouden. Voor eisers stelling dat een beperking ten aanzien van conflicthantering, samenwerking en eigen gevoelens uiten moet worden aangenomen, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een medisch objectiveerbare onderbouwing. Hetzelfde geldt voor de overige door eiser geclaimde beperkingen als gevolg van zijn fysieke klachten. De omstandigheid dat in het kader van de EZWB wél een urenbeperking is aangenomen, geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de voor eiser aangenomen belastbaarheid te twijfelen, met name niet omdat, zoals ter zitting namens het UWV is toegelicht, bij de WIA-beoordeling meer medische informatie beschikbaar was dan waar ten tijde van de EZWB van uit is gegaan. Juist doordat de verzekeringsarts b&b over aanvullende informatie van de neuroloog en orthopeed beschikte, kon een betere en zorgvuldige beoordeling van eisers mogelijkheden en beperkingen worden gedaan. Daar komt bij dat het toetsingskader bij een EZWB anders is dan in het kader van de WIA. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende uiteengezet waarom, getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid, een urenbeperking niet aan de orde is.
4.4
Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ziet de rechtbank in wat hij heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Niet gebleken is dat in de FML van 24 februari 2022 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: operator chemische en kunststofverwerkende industrie (SBC-code 271122), samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180).
Naar aanleiding van de heropening heeft de arbeidsdeskundige b&b aanvullend gerapporteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft per geduide functie toegelicht of daarin sprake is van het dragen van (werk)kleding die niet in voldoende mate ventileert en ademt. De conclusie van de arbeidsdeskundige b&b luidt dat de geduide functies kunnen worden gehandhaafd. De mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt niet.
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat de geduide functies ten onrechte geschikt worden geacht, omdat het om voltijd functies gaat. Uitgaande van een urenbeperking van 20 uur per week, zijn deze functies voor eiser niet uitvoerbaar. Voor de functie operator chemische en kunststofverwerkende industrie (SBC-code 271122) geldt dat daarin een persoonlijk risico voor brand- en snijwonden en kans op beklemmingsgevaar bestaat. In deze functie moeten beschermende middelen worden gedragen, wat volgens eiser niet verenigbaar is met het door hem dienen te dragen van ventilerende kleding. De functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) acht eiser om dezelfde reden niet geschikt. Tot slot geldt volgens eiser voor de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) de bijzondere belasting om in een snel tempo onderdelen in te pakken en te plaatsen. Gelet op eisers continue pijnklachten en zijn energetische beperkingen, gaat eiser ervan uit dat hij niet in een geschakeld werktempo arbeid kan verrichten.
In reactie op de aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige b&b met betrekking tot ventilerende kleding heeft eiser aangevoerd dat in de geduide functies beschermende handschoenen, veiligheidsschoenen, gehoorbescherming en een veiligheidsbril moeten worden gedragen, wat afsluitende kledingstukken zijn. Verder heeft eiser gesteld dat hij in de geduide functies blootgesteld zal worden aan gevaarlijke stoffen die door de ventilerende kleding niet zullen worden tegengehouden.
5.3
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten omdat het om fulltime functies gaat, vloeit voort uit zijn opvatting dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Ook is er geen sprake van beperkingen voor persoonlijk risico en/of hoog handelingstempo.
5.4
Evenmin kan de rechtbank eiser volgen in zijn stelling dat de geduide functies niet passend zijn omdat hij ventilerende kleding moet dragen. Weliswaar is eiser aangewezen op dergelijke kleding, maar dit geldt alleen voor de gebieden rond de oksels en dijen/liezen. Uit de aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige b&b blijkt dat de verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat het dragen van (veiligheids)handschoenen of gehoorbescherming geen probleem vormt voor eiser. In de geduide functies is geen sprake van een kenmerkende belasting op het dragen van afsluitende kleding. Bij gebreke van een nadere onderbouwing kan eiser door de rechtbank ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat ventilerende kleding onvoldoende bescherming biedt tegen gevaarlijke stoffen.
5.5
De rechtbank komt tot de conclusie dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 september 2021 heeft vastgesteld op 28,54%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 29 september 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 september 2021.
7.1
Omdat het UWV pas na de heropening van het onderzoek een beperking heeft aangenomen op het dragen van ventilerende kleding, kleven er in zoverre een zorgvuldigheidsgebrek en een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Deze gebreken zullen met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiser daardoor niet is benadeeld. Ook indien deze gebreken zich niet zouden hebben voorgedaan, zou een besluit met dezelfde strekking zijn genomen.
7.2
In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.3
Tevens veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor schriftelijke zienswijzen na heropening) met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
7.4
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, heeft eiser geen recht op een schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 25 maart 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.