ECLI:NL:RBZWB:2025:1243

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
02-155770-21; 02-101578-22 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno en illegale handel in Etizolam en ETH-LAD

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno en de illegale handel in Etizolam en ETH-LAD. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juni 2021 in zijn woning 77 foto's en 18 video's met kinderpornografisch materiaal in bezit had, opgeslagen op verschillende gegevensdragers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich door middel van een geautomatiseerd werk toegang had verschaft tot deze afbeeldingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de kinderpornografische afbeeldingen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van het bezit ervan. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 7.616 pillen Etizolam en het feitelijk leiding geven aan de handel in ETH-LAD. De rechtbank oordeelde dat Etizolam als geneesmiddel valt onder de Geneesmiddelenwet, maar dat de verdachte niet opzettelijk handelde, waardoor hij werd vrijgesproken van de aanklacht met betrekking tot Etizolam. Voor ETH-LAD oordeelde de rechtbank dat het onder de Opiumwet valt, maar ook hier werd het opzet van de verdachte niet bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging voor het eerste feit. De rechtbank legde een taakstraf van 60 uur op en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-155770-21; 02-101578-22 (ttz gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-155770-21:
afbeeldingen van kinderporno in zijn bezit heeft gehad;
02-101578-22:
feit 1:
feitelijk leiding heeft gegeven aan en/of opdracht heeft gegeven voor de door [bedrijf 1] B.V. gevoerde handel in geneesmiddelen, te weten 7.616 pillen Etizolam, of in het (opzettelijk) aanwezig hebben daarvan, zonder de daarvoor vereiste vergunning;
feit 2:
feitelijk leiding heeft gegeven aan en/of opdracht heeft gegeven voor de door de [bedrijf 1] B.V. gevoerde handel in harddrugs, te weten in ETH-LAD, of in het opzettelijk aanwezig hebben daarvan.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Door de verdediging is betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer
02-101578-22, nu zij in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. De officier van justitie heeft er immers voor gekozen om verdachte als kleine speler te vervolgen en de leverancier van de middelen ( [bedrijf 2] B.V.) als grote vis ongemoeid te laten.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om een nadere toelichting van de officier van justitie over haar beweegredenen om de leverancier niet te vervolgen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gewezen op de wetgeving en jurisprudentie aangaande het opportuniteitsbeginsel dat hier van toepassing is. Zij heeft in dit kader aangegeven dat er geen sprake is van gelijke gevallen, zodat een schending van het gelijkheidsbeginsel niet aan de orde kan zijn.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke toetsing door de rechter. Alleen in uitzonderlijke gevallen bestaat voor de rechter ruimte om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolgingsbeslissing, namelijk wanneer het instellen of voortzetten van de vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, zoals het gelijkheidsbeginsel.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting – met name gehoord de officier van justitie ‒ niet aannemelijk geworden dat kan worden gesproken van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Het gelijkheidsbeginsel wordt dan ook niet geschonden.
Dit betekent dat het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank ziet geen juridische aanknopingspunten om de officier van justitie om nadere uitleg te vragen over het afzien van vervolging van [bedrijf 2] B.V.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
3.4
De schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten, zoals ten laste gelegd, heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02-155770-21:
Door de verdediging is primair een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding gedaan. De verdediging heeft zich namelijk niet goed op de zitting kunnen voorbereiden, omdat er onvoldoende (technische) informatie beschikbaar was over de vindplaatsen van de kinderpornografische afbeeldingen op de gegevensdragers die bij verdachte in beslag zijn genomen en over de mate van toegankelijkheid van deze afbeeldingen. Pas tijdens de zitting heeft de officier van justitie de al eerder door de verdediging verzochte informatie overgelegd.
Subsidiair is om vrijspraak verzocht, nu de verdediging zich op het standpunt stelt dat verdachte zich niet bewust is geweest van de kinderporno die op de gegevensdragers is gedownload. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij een laptop en een desktop tweedehands heeft gekocht en dat ook anderen gebruik hebben gemaakt van die computers. Voorts heeft de politie volgens de verdediging een aantal afbeeldingen dubbel geteld.
02-101578-22:
feit 1:
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 opgemerkt dat het middel Etizolam niet als een geneesmiddel is aan te merken zoals is bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Verdachte is daarom in de zin van die wet ook niet vergunningsplichtig geweest. De verdediging trekt hieruit primair de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat hij geneesmiddelen aanwezig heeft gehad of daarin heeft gehandeld. Subsidiair is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat het tenlastegelegde geen strafbaar feit oplevert.
feit 2:
De verdediging is van mening dat feit 2 niet kan worden bewezen, omdat het middel ETH-LAD tot op heden niet in Lijst I van de Opiumwet is vermeld of valt onder de rest-formulering/voetnoot van deze lijst. De verdediging heeft daarom primair verzocht verdachte vrij te spreken van feit 2.
De verdediging heeft subsidiair verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Hiervoor refereert zij aan een eerdere strafzaak jegens verdachte uit 2019 met parketnummer 02-252854-20, waarbij eveneens ETH-LAD bij verdachte in beslag werd genomen. Die zaak werd volgens de verdediging geseponeerd, omdat de handel in dit middel door het Openbaar Ministerie toen niet strafbaar werd geacht. Verdachte heeft toen zelfs een schadevergoeding gekregen voor de ETH-LAD en Etizolam die hij had ingekocht. In dit verband is het lex certa-beginsel aangehaald.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-155770-21:Het voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
Op 4 februari 2020 is bij de politie een melding binnengekomen van een medewerker van een computerbedrijf, die had geconstateerd dat op een ter reparatie aangeboden laptop van een klant kinderpornografische afbeeldingen stonden. Deze klant bleek verdachte te zijn. Naar aanleiding van deze melding heeft de politie op 9 juni 2021 de woning van verdachte doorzocht, waarbij zij ruim twintig gegevensdragers in beslag heeft genomen. Op vijf van deze gegevensdragers is kinderporno aangetroffen.
Nu de raadsman meent dat uit het dossier niet duidelijk is geworden welke gegevensdragers dit betreft en hoe de toegang tot de kinderporno is verkregen en hij daardoor thans niet weet waarop de verdediging moet worden gestoeld, heeft de rechtbank acht geslagen op de hiervoor relevante stukken die zich al geruime tijd voor de zitting in/bij het eindproces-verbaal bevinden.
Uit het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 30 november 2021, op pagina 95 in het eindproces-verbaal, volgt exact op wélke vijf gegevensdragers die bij verdachte in beslag zijn genomen kinderporno is aangetroffen; te weten op twee mobiele telefoons (de Samsung Galaxy S7 en de Samsung Galaxy J3), de HDD’s (Toshiba en WdBleu- 500 GB) en de SD (Lap HP-250 GB). Tevens wordt in dit proces-verbaal beschreven dat 75 foto’s en 2 films/video’s zijn gelabeld als accessible/toegankelijk, die normaal en zonder speciale software door de gebruiker te benaderen en zichtbaar zijn. Zestien filmpjes zijn gelabled als Application Data, die door een programma of app automatisch moeten zijn aangemaakt. Voorts zijn er twee foto’s gelabeld als Thumbnails. Dit toont aan dat de gebruiker het origineel in zijn bezit heeft (gehad) of zich, door middel van een geautomatiseerd werk de toegang daartoe heeft verschaft.
In het (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen van 3 januari 2024, dat separaat is gevoegd, wordt nader uitgelegd op welke manier de gebruiker van de voormelde gegevensdragers toegang heeft verkregen tot de kinderpornografische afbeeldingen. Zo blijkt door de gebruiker een Tor Browser geïnstalleerd te zijn, die regelmatig wordt aangewend in combinatie met het verkrijgen van anonieme toegang tot het Darkweb. Door de politie is nader onderzocht dat met gebruikmaking van de Tor Browser in elk geval één kinderpornosite is bezocht. Verder is opvallend dat zich in de map Downloads, waarin de kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen, ook diverse aanslagbiljetten en aangiften van omzetbelasting bevonden die aan verdachte zijn te linken.
Gelet op de inhoud van de voornoemde processen-verbaal waren er voorafgaand aan de zitting veel gegevens beschikbaar over de vindplaatsen en de toegankelijkheid van de kinderpornografische afbeeldingen. Daarmee had het voor de raadsman voldoende helder moeten zijn waarop de verdediging moest worden voorbereid en gevoerd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de zaak aan te houden. Dat de officier van justitie pas ter zitting een ontbrekende pagina van de lijst met een uitvoerigere specificatie van die gegevens heeft overhandigd, maakt deze beslissing niet anders. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek af.
Kan het feit worden bewezen?
De verdediging betwist niet dat er kinderporno op de gegevensdragers staat, maar stelt dat verdachte daarvan geen wetenschap heeft gehad.
Het opzet van verdachte op het delict
De rechtbank overweegt dat bij de vaststelling of sprake is van opzet op het bezit van kinderpornografische afbeeldingen het volgende criterium dient te worden gehanteerd. Degene op wiens gegevensdragers kinderporno is aangetroffen, is strafbaar wegens het opzettelijk in bezit hebben van deze kinderporno, indien hij zich in meer of mindere mate bewust is van de aanwezigheid van de bestanden, hierover beschikkingsmacht heeft, en de bedoeling heeft deze afbeeldingen te bewaren.
Uit het verhandelde ter zitting is op te maken dat de afbeeldingen zich op gegevensdragers bevonden die verdachte in gebruik heeft gehad. De bestanden zijn verkregen door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst. Verdachte heeft erkend dat hij zelf gebruik heeft gemaakt van de Tor Browser, heel veel op het Darkweb heeft gezocht en dat hij dan wel eens “wat” binnenhaalde. Bovendien kan worden vastgesteld dat de kinderporno niet digitaal was verstopt, maar eenvoudig was te benaderen op toegankelijke -accessible- plaatsen, gezien de vorenstaande bevindingen. Verder vereist het verplaatsen van afbeeldingen naar de map Downloads een bewuste actieve handeling van de gebruiker, dat gebeurt niet automatisch. De rechtbank gaat dan ook uit van de beschikkingsmacht en wetenschap van verdachte met betrekking tot de afbeeldingen die op de vijf gegevensdragers zijn aangetroffen.
Uit het onderzoek van de politie volgt niet dat verdachte het materiaal echt niet wilde bezitten. Zo zijn de afbeeldingen niet in een digitale prullenbak gevonden. Dat duidt er op dat verdachte de afbeeldingen niet wilde weggooien maar wilde behouden.
De rechtbank oordeelt dat het opzet op het bezit van kinderporno kan worden bewezen.
Een alternatief scenario
Verdachte heeft verklaard dat hij enkele computers tweedehands heeft aangeschaft en dat tevens andere personen gebruik zouden hebben gemaakt van computers in zijn woning. Hij heeft dit scenario echter geen handen en voeten gegeven. Bovendien betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte dit verhaal pas ter zitting naar voren heeft gebracht, terwijl hij dit al veel eerder bij de politie had kunnen aankaarten. Dit alles maakt het scenario dat verdachte wil schetsen ongeloofwaardig. De rechtbank schuift dit alternatief scenario dan ook terzijde.
Conclusie
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen en de overwegingen voor wat betreft het opzet kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte op 9 juni 2021 kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en dat hij zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft. Daaruit blijkt ook dat het om 77 foto’s, 18 filmpjes/video’s en vijf gegevensdragers gaat.
02-101578-22:
feit 1:
Is Etizolam een geneesmiddel?
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn 7.616 pillen bevattende Etizolam gevonden. Gezien het verweer van de verdediging, dient als eerste de vraag te worden beantwoord of Etizolam als een geneesmiddel is aan te merken.
In het beschikbare rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 18 maart 2022 wordt geconcludeerd dat Etizolam voldoet aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen. De eerste vraag kan dan ook bevestigend worden beantwoord.
Het opzet van verdachte op het delict
De volgende vraag die voorligt is of verdachte het opzet heeft gehad op het ten laste gelegde delict.
De rechtbank heeft voor een antwoord op die vraag rekening gehouden met de eerdere zaak tegen verdachte die de verdediging met betrekking tot feit 2 heeft aangehaald (parketnummer 02-252854-20) en waarvan de raadsman stukken heeft overgelegd. In die zaak werden door de politie op of omstreeks 16 augustus 2019 diverse middelen, waaronder ook Etizolam en ETH-LAD, in beslag genomen. Alle middelen werden kort na de inbeslagname door de politie vernietigd. Op 29 september 2020 berichtte het Openbaar Ministerie aan de verdediging per e-mail dat er geen vervolging in die zaak zou plaatsvinden. Op 9 oktober 2020 werd door het Openbaar Ministerie een formeel “kennisgeving sepot” aan verdachte verzonden met als reden dat er sprake was van onvoldoende bewijs in die zaak. Er ligt een rapport inzake de toekenning van de schade van 15 mei 2020 in verband met het verlies van de in beslag genomen goederen. Het schadebedrag dat in dit rapport wordt vermeld, te weten € 80.112,41, was volgens de raadsman in september 2020 aan verdachte uitgekeerd en gebaseerd op de inkoopprijzen van de middelen blijkens de inkoopfacturen van het bedrijf van verdachte. Verdachte heeft ter zitting benadrukt dat onder voormeld bedrag ook vergoedingen voor de vernietigde middelen Etizolam en ETH-LAD vallen. Door de officier van justitie is dit niet betwist, wel heeft zij aangegeven dat (het verzoek tot) deze schadevergoeding door de politie is behandeld en uitgekeerd .
Het hoeft verder geen betoog dat door politie en/of justitie alleen een schadevergoeding wordt toegekend in het geval van legale middelen en activiteiten, niet bij illegale praktijken. Deze schade-uitkering is eveneens een aanwijzing dat het handelen van verdachte door het Openbaar Ministerie destijds niet als strafbaar werd gezien. Het Openbaar Ministerie spreekt weliswaar ter zitting van een “fout”, van een “omissie” in die zaak, doch dit was voor verdachte toen niet duidelijk.
De doorzoeking in de onderhavige zaak vond slechts acht à negen maanden na de sepotbrief plaats, waarbij exact dezelfde middelen (Etizolam en ETH-LAD) zijn aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kon verdachte in dit specifieke geval, gelet op het korte tijdsverloop tussen de twee zaken en de combinatie van de sepotbrief én de uitkering van een schadevergoeding het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat hij bij het opnieuw aankopen van dezelfde middelen niet strafbaar zou handelen, dat het ging om legale producten.
De rechtbank kan uit de beschreven gang van zaken dan ook niet afleiden dat verdachte
vol opzetop het delict heeft gehad.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank het
voorwaardelijk opzetworden bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich willens en wetens aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat hij zou handelen in verboden middelen, en die kans op de koop heeft toegenomen.
Normaliter is het risico van een handelaar voor zichzelf en geldt een onderzoeksplicht ten aanzien van de spullen/stoffen waarin hij handelt. Hij kan niet slechts afgaan op de mededelingen van een leverancier of groothandel. Hij dient zelf zorgvuldig te onderzoeken of de producten waarin hij handelt niet clandestien zijn.
Echter, verdachte mocht erop vertrouwen dat hij legaal bezig was, zoals hierboven is overwogen. Daarnaast was in de periode 2019-2021 de voor hem relevante wettekst uit de Geneesmiddelenwet niet gewijzigd en was daarover ook geen nieuws in de media terug te lezen. Over het middel Etizolam is überhaupt nauwelijks jurisprudentie te vinden waaruit verdachte ondubbelzinnig had kunnen opmaken dat zijn gedragingen strafbaar waren.
Deze omstandigheden tezamen maken dat van verdachte geen (extra) onderzoeksplicht kon worden gevergd.
Dit betekent dat aan het opzetvereiste benodigd voor een bewezenverklaring van het misdrijf onder feit 1 niet wordt voldaan.
Is er sprake van een overtreding?
Als een economisch delict, zoals onder feit 1 is ten laste gelegd, niet opzettelijk is begaan, kan er weliswaar geen sprake zijn van een misdrijf maar mogelijk wel van een overtreding conform artikel 2 lid 1 Wet op de economische delicten.
De rechtbank gaat thans na of de overtreding kan worden bewezen.
Het aanwezig hebben van een geneesmiddel
Zoals reeds is aangehaald, zijn op 9 juni 2021 in de woning van verdachte pillen bevattende Etizolam aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze pillen op die ene dag feitelijk aanwezig heeft gehad. De wettekst van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet rept echter niet over het bestanddeel
aanwezig hebben. Daarin is wel het bestanddeel
in voorraad hebbenvan een geneesmiddel opgenomen. Nu het juiste bestanddeel in de tenlastelegging ontbreekt, is het feit niet kwalificeerbaar. Van de andere bestanddelen in voormeld artikel, te weten het te koop aanbieden, verkopen, afleveren, ter hand stellen, invoeren en uitvoeren
– in zoverre die al zijn vermeld in de tenlastelegging ‒ is in deze zaak op de datum van 9 juni 2021 niet gebleken.
Conclusie
Nu de beoogde kwalificatie niet kan volgen, zal de rechtbank verdachte ter zake van feit 1 ontslaan van alle rechtsvervolging.
feit 2:
Behoort ETH-LAD tot Lijst I van de Opiumwet?
Bij de doorzoeking van 9 juni 2021 in de woning van de verdachte zijn naast de gegevensdragers met kinderporno en de pillen bevattende Etizolam een hoeveelheid zegels in beslag genomen. Een deel van de zegels, in totaal 66, zat verpakt in plastic zakjes met het opschrift ‘ETH-LAD’. Deze zegels zijn veiliggesteld onder SIN [ [kenmerk 1] ] en [ [kenmerk 2] ] en door dr. [naam 1] , deskundige verdovende middelen van het NFI, onderzocht op verdovende middelen. In deze zegels werd
6-ethyl-6-nor-lyserginezuurdiethylamide, oftewel ‘ETH-LAD’, aangetoond. Dit is een stof die qua molecuulstructuur sterk lijkt op LSD, een stof die op lijst I van de Opiumwet (OW) staat.
De verdachte erkent dat de inbeslaggenomen zegels ETH-LAD bevatten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ETH-LAD behoort tot lijst I van de OW.
Eerst stelt zij enkele feiten vast die niet worden betwist aan de hand van het aanvullend rapport van dr. [naam 1] van het NFI en haar mondelinge toelichting daarop ter zitting.
In de opsomming van substanties op lijst I van de OW staat de volgende voetnoot, met alleen de relevante delen zichtbaar: “
de […]derivaten van lyserginezuur, en de daarvan door invoering van methyl-[…]groepen verkregen middelen”. De rechtbank begrijpt dat in deze context
lyserginezuurals LSD mag worden beschouwd. De molecuulstructuur van LSD en ETH-LAD zijn identiek, behalve dat bij LSD aan het stikstofatoom op de N(6) positie een methylgroep (-CH3) vast zit, en bij ETH-LAD een ethylgroep (-C2H5). ETH-LAD wordt gesynthetiseerd door eerst bij LSD de methylgroep te verwijderen waardoor het tussenproduct nor-LSD ontstaat. Vervolgens wordt op dezelfde positie een ethylgroep toegevoegd om ETH-LAD te vormen. Het is niet mogelijk om in één stap een methylgroep aan LSD toe te voegen om ETH-LAD te maken.
De verdediging betwist dat ETH-LAD onder de bovengenoemde (voetnoot van) lijst I van de OW valt. Ten eerste wordt gesteld dat er bij de synthese van ETH-LAD op geen enkel moment een methyl-groep wordt ingevoerd. Er wordt enkel een methylgroep verwijderd van LSD en vervolgens een ethylgroep ingevoerd bij het tussenproduct nor-LSD. Deze synthese valt volgens de verdediging daarom niet onder de beschrijving van voetnoot 1 van lijst I van de OW. Ten tweede stelt zij dat ETH-LAD niet als derivaat van LSD kan worden beschouwd, omdat er meerdere chemische stappen nodig zijn om ETH-LAD te verkrijgen. Verwezen wordt naar het standpunt van dr. [naam 2] , voormalig forensisch toxicoloog, die stelt dat het discutabel is dat ETH-LAD een derivaat is van LSD omdat de syntheseroute niet eenvoudig is en geen één-staps-reactie. Dr. [naam 2] is daarom van mening dat de tekst van de voetnoot van lijst I van de OW niet doelt op de methylering van de N(6)-methylgroep van LSD. De verdediging stelt aanvullend dat er in de internationale wetenschap discussie bestaat over de vraag of de definitie van derivaten beperkt moet worden tot stoffen die in één chemische stap afgeleid kunnen worden, of dat het begrip ruimer gedefinieerd moet worden.
De officier van justitie is van mening dat ETH-LAD onder de bovengenoemde voetnoot van lijst I van de OW valt, en onderbouwt dit met de bevindingen van dr. [naam 1] .
Dr. [naam 1] stelt dat gekeken dient te worden naar de molecuulstructuur van ETH-LAD ten opzichte van LSD. Uiteindelijk is er overkoepelend een methylgroep ingevoerd, door een waterstofatoom van de bestaande methylgroep aan het stikstofatoom op de N(6) positie van LSD te vervangen door een aanvullende methylgroep. Volgens dr. [naam 1] maakt het hierbij niet uit
op welke manierETH-LAD gesynthetiseerd is, en of dit via een één-staps- of meerstapssynthese plaatsvindt. Het gaat om het eindproduct. Indien dit wel relevant zou zijn, zou dit een situatie op kunnen leveren waarin identieke stoffen al dan niet strafbaar zijn afhankelijk van de manier waarop deze gesynthetiseerd zijn. Zij concludeert dat ETH-LAD wel onder lijst I van de OW is te scharen. Dr. [naam 1] geeft ook aan dat het NFI de afgelopen jaren meerdere keren over ETH-LAD heeft gerapporteerd en dat het NFI telkens deze conclusie heeft getrokken. Er is hierover consensus onder de deskundigen van het vakgebied Verdovende Middelen bij het NFI. Dr. [naam 1] is ook niet bekend met een (internationale) discussie onder vakgenoten over dit onderwerp.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat er bij de hierboven beschreven synthese niet
letterlijkeen methylgroep wordt ingevoerd bij LSD, en dat ETH-LAD niet via een simpele één-staps-reactie gesynthetiseerd kan worden. Zij volgt echter de redenering van dr. [naam 1] dat er
overkoepelendwel degelijk een methylgroep bij LSD is ingevoerd om ETH-LAD te verkrijgen. Het eindproduct is hierin leidend, niet de inhoud van de syntheseroute of de hoeveelheid stappen waaruit deze bestaat. Dit is ook in lijn met de wettekst, waarin de rechtbank geen beperkingen ziet voor de complexiteit van de syntheseroute. Het ‘invoeren’ van een methylgroep moet volgens de rechtbank dus ruimer geïnterpreteerd worden dan de sterk restrictieve interpretatie die de verdediging voorstaat. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging, en stelt vast dat ETH-LAD onder (voetnoot 1 van) lijst I van de OW valt en dus strafbaar is.
Het opzet van verdachte op het delict
De rechtbank is evenwel van oordeel dat aan het opzetvereiste voor een bewezenverklaring van feit 2 niet wordt voldaan. Hiervoor gelden dezelfde overwegingen als genoemd onder feit 1 ten aanzien van het vol en voorwaardelijk opzet, maar dan ten aanzien van artikel 2 van de Opiumwet en Lijst I inclusief voetnoot 1 bij deze wet.
Conclusie
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-155770-21:op9 juni 2021 te [woonplaats] 77 foto’s en 18 films/video’s en/of 5 gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten GSM‘s enHDD ‘s en een SD – bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met een penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de
mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met een penis en/of (een) vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het
lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
en
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met een
voorwerp(en) en/of (een) vinger(s)/hand oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 2] .mp4, p.105)
( [bestandsnaam 3] , p.110)
en
het met een penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de
mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en
het met de/een mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een
ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met de/een vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel, de eigen billen en/of borsten
( [bestandsnaam 4] .mp4, p.104)
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 5] .jpg, p.112)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij haar leeftijd past
en/of waarbij deze persoon zich in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films
nadrukkelijk het geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 6] .jpg, p 109)
( [bestandsnaam 7] .JPG, p.110)
( [bestandsnaam 8] .JPG, p.111)
( [bestandsnaam 9] .jpg, p.113)
( [bestandsnaam 10] .jpg, p.114)
en het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het houden van een penis bij het gezicht lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat
lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is);
( [bestandsnaam 5] .jpg, p.112)
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, evenals een taakstraf van 180 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is niets ter zake aangevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 9 juni 2021 schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
Dit is een ernstig strafbaar feit, nu bij de vervaardiging van kinderporno kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Dergelijk misbruik kan zeer nadelige en langdurige mentale en lichamelijke gevolgen hebben voor de betrokken kinderen en zij kunnen hierdoor ernstig worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Daarnaast is het erg lastig om eenmaal online geplaatste films en foto’s van het internet te laten verwijderen, waardoor deze kinderen hier ook op volwassen leeftijd nog mee geconfronteerd kunnen worden. Verdachte moet hier mede verantwoordelijk voor worden gehouden, nu hij heeft bijgedragen aan het in stand houden en bevorderen van de vraag naar kinderporno en de daarmee samenhangende verwerpelijke praktijken. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen de personen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook de personen die kinderporno verzamelen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf neemt de rechtbank in aanmerking dat op de gegevensdragers van verdachte in totaal 77 kinderpornografische foto’s en 18 kinderpornografische video’s/filmpjes zijn aangetroffen.
De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte geen openheid van zaken over het bewezenverklaarde heeft gegeven en met een vinger naar anderen probeert te wijzen.
Zij houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover deze in het procesdossier en ter zitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank stelt verder vast dat bij de afhandeling van deze zaak de redelijke termijn, zoals is bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens een verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat in een strafzaak de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op
12 januari 2022, zijnde de datum van het eerste verhoor van verdachte. Nu het vonnis op de datum van 4 maart 2025 is gewezen, is de redelijke termijn geschonden, te weten met ruim een jaar. Deze overschrijding wordt ten gunste van verdachte gecompenseerd door strafvermindering.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf passend en geboden. Vanwege het taakstrafverbod dat bij een veroordeling voor dit feit geldt, dient daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke gevangenisstraf echter beperken tot één dag, in het bijzonder gelet op het relatief geringe aantal afbeeldingen. Voorts acht de rechtbank van belang dat een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd als een waarschuwing, als een stevige stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straffen gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal aanzienlijk mildere straffen opleggen dan die door de officier van justitie zijn gevorderd, omdat de rechtbank slechts één feit bewezen acht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf van zestig uren en tot een gevangenisstraf van zestig dagen waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
02-101578-22
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (verpakkingsmaterialen) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
02-101578-22
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (drugs of andere middelen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
02-155770-21
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (gegevensdragers waarop kinderporno is aangetroffen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij betrekking hebben op het begane feit.
7.3
De teruggave
02-155770-21
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen kunnen terug naar verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b (oud), 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder
02-101578-22ten laste gelegde feit 2;
Ontslag van alle rechtsvervolging
-
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolgingvan het onder
02-101578-22ten laste gelegde feit 1;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-155770-21:een afbeelding en/of gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
02-101578-22
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 t/m 3, 6, 11 t/m 15 en 112 (tevens gearceerd in de kleur geel);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 t/m 5, 7 t/m 10, 16 t/m 111, 113 en 114 (tevens gearceerd in de kleur roze).
02-155770-21
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers (tevens gearceerd in roze):
[kenmerk 3] Laptop HP Zwart
[kenmerk 4] Desktop Lenovo
[kenmerk 5] HDD WDBlue
[kenmerk 6] HDD Toshiba
[kenmerk 7] GSM Samsung
[kenmerk 8] GSM Samsung J3
bepaalt de teruggave aan verdachte van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen met de nummers (tevens gearceerd in groen):
[kenmerk 9] GSM Blackberry
[kenmerk 10] Simkaart Lebara
[kenmerk 11] USB-sleutel
[kenmerk 12] USB-sleutel
[kenmerk 13] Videocamera
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks en
J. Meeuwissen MSc, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 maart 2025.
Mr. Mullers, mr. Roebroeks en Meeuwissen MSc zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
02-155770-21:
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2020 tot en met 9 juni 2021 te
[woonplaats] , althans in Nederland, afbeeldingen, te weten 77 foto’s en/of 18
films/video’s en/of 5 gegevensdragers bevattende afbeeldingen - te weten (een)
GSM(‘s) en/of (een) HDD(‘s) en/of een SD – bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
het met de/een penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de
mond/tong oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of (een) vinger(s)/hand vaginaal penetreren van het
lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
en/of
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met een
voorwerp(en) en/of (een) vinger(s)/hand oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het eigen lichaam
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 2] .mp4, p.105)
( [bestandsnaam 3] , p.110)
en/of
het met de/een penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de
mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
het met de/een mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een
(ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het als persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt met de/een vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel, de eigen billen en/of borsten
( [bestandsnaam 4] .mp4, p.104)
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 5] .jpg, p.112)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
( [bestandsnaam 6] .jpg, p 109)
( [bestandsnaam 7] .JPG, p.110)
( [bestandsnaam 8] .JPG, p.111)
( [bestandsnaam 9] .jpg, p.113)
( [bestandsnaam 10] .jpg, p.114)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (waarbij op dat
gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is);
( [bestandsnaam 5] .jpg, p.112)
( [bestandsnaam 1] .mp4, p.106)
(art. 240b lid 1 en 2 Wetboek van Strafrecht)
02-101578-22:1
[bedrijf 1] BV op of omstreeks 9 juni 2021 te [woonplaats] , althans in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, geneesmiddel(en) waarvoor geen
handelsvergunning geldt, te weten een hoeveelheid van 7616 pillen bevattende
Etizolam,
aan welke bovenomschreven feit(en) hij, verdachte opdracht heeft gegeven en/of
aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
Artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet jo 51 lid 2 onder 2 Wetboek van
Strafrecht
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
2
[bedrijf 1] BV in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020 te [woonplaats] , althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid, van een materiaal bevattende ETH-LAD
(6-ethyl-6-nor-Lysergic acid diethylamide), zijnde (telkens) (een) middel(en)
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
aan welke bovenomschreven feit(en) hij, verdachte opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven
Artikel 2 sub B en C ivm art 10 Opiumwet jo 51 lid 2 onder 2 Wetboek van Strafrecht
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )