Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Jansen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiser had op 18 april 2024 bezwaar gemaakt, maar het UWV had pas op 4 november 2024 de ingebrekestelling ontvangen. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een besluit moest nemen, maar gaf het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden rondom de beschikbaarheid van verzekeringsartsen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door het UWV moesten worden betaald. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.