ECLI:NL:RBZWB:2025:1224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
24/6589 Wajong
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op Wajong-besluit door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 8 februari 2011, waarbij eiseres geen Wajong-uitkering is toegekend. Het UWV heeft het verzoek van eiseres om herziening van dit besluit afgewezen met een besluit van 7 mei 2024, en het bezwaar daartegen is bij besluit van 15 augustus 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 27 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar begeleidster aanwezig waren, evenals mr. H.M. van Gent namens het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd om terug te komen op het besluit van 8 februari 2011. Eiseres heeft als nieuw feit aangevoerd dat recent is vastgesteld dat zij autisme heeft, maar deze diagnose verandert niets aan de eerdere vaststelling dat zij vanaf haar 17e jaar meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen. Eiseres heeft gewerkt via een uitzendbureau, maar het UWV heeft informatie ontvangen dat zij nooit ziek is geweest en dat haar werk goed ging. Eiseres' stelling dat haar baas haar de hand boven het hoofd heeft gehouden, is niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende nieuwe feiten heeft aangedragen om het eerdere besluit te herzien, en verklaart het beroep ongegrond.

Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6589 Wajong
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 8 februari 2011.
1.2
Het UWV heeft het verzoek van eiseres met het besluit van 7 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, samen met haar [begeleidster], en namens het UWV mr. H.M. van Gent.
1.1.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Met het besluit van 8 februari 2011 heeft het UWV geweigerd om een Wajong-uitkering aan eiseres toe te kennen. Eiseres stelt dat dit besluit niet klopt en heeft gevraagd om terug te komen op deze afwijzing. Op grond van artikel 4.6 van de Algemene wet bestuursrecht zal eiseres dan nieuwe feiten of omstandigheden moeten stellen waaruit blijkt dat het besluit onjuist was.
2.1
Aan het besluit van 8 februari 2011 ligt ten grondslag dat eiseres vanaf haar 17e jaar meer dan 75% kon verdienen van het minimumloon. Dat is gebleken uit het werk dat zij vanaf haar 17e jaar heeft verricht bij [bedrijf]. Zij heeft daar via een uitzendbureau gewerkt van 3 november 2008 tot 4 oktober 2009.
2.2
Eiseres heeft als nieuw feit gesteld dat recent is vastgesteld dat zij autisme heeft. Dat er inmiddels een diagnose is gesteld, betekent echter niet dat het besluit van 8 februari 2011 onjuist is. Deze diagnose verandert immers niets aan het feit dat eiseres gewerkt heeft.
2.3
Eiseres heeft ook gesteld dat zij weliswaar heeft gewerkt maar dat zij veelvuldig is uitgevallen. Het UWV heeft ten tijde van de eerste aanvraag in 2011 informatie ingewonnen bij het uitzendbureau. Het uitzendbureau heeft destijds aan het UWV meegedeeld dat eiseres nooit ziek is geweest en dat het werk volgens [bedrijf] goed ging. Eiseres heeft daar tegenover gesteld dat haar baas haar de hand boven het hoofd heeft gehouden, maar dat het werk echt niet goed ging. Deze stelling is niet nader onderbouwd. Omdat eiseres niets heeft overgelegd waaruit blijkt dat het werken destijds niet goed is verlopen, heeft het UWV uit mogen gaan van de informatie die is verkregen van het uitzendbureau.
2.4
Wat eiseres heeft aangevoerd geeft de voorzieningenrechter geen reden om anders te oordelen over het besluit van 8 februari 2011. Dit betekent dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd terug te komen op dat besluit. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
3. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025 door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.