ECLI:NL:RBZWB:2025:1172

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
02-288495-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en verspreiden van kinderpornografisch materiaal met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de verspreiding van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 2005, had kinderpornografische foto's en video's van een minderjarige in zijn bezit en had deze verspreid naar derden. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 februari 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte kinderpornografisch materiaal in zijn bezit had en dit had verspreid. De rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie op van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, alsook een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en de omstandigheden, onder het jeugdstrafrecht viel. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en begeleiding door de reclassering, gezien de problematiek van de verdachte en zijn eerdere contacten met de politie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-288495-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. R.S. Vriend, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 februari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderpornografische foto's, namelijk foto's van [slachtoffer] , heeft verspreid en dergelijke foto's en video's van haar in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, met dien verstande dat slechts van één foto kan worden bewezen dat verdachte die verspreid heeft.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ook van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van bezit van een aantal foto’s en video’s en de eenmalige verspreiding van één foto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad en dergelijk materiaal heeft verspreid. Op de telefoon van verdachte stonden 9 foto’s en 10 video’s opgeslagen van [slachtoffer] . Op deze beelden zijn seksuele gedragingen te zien. Het betreft kinderpornografisch materiaal omdat [slachtoffer] jonger dan 18 jaar was toen de foto’s en video’s werden gemaakt. Eén van de foto’s heeft verdachte doorgestuurd naar het oudste zusje van [slachtoffer] . Dat verdachte ook een foto naar het jongste zusje heeft doorgestuurd, kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld. De rechtbank zal hem daarvan dan ook partieel vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op een of meer tijdstippen in de periode van 17 januari 2024 tot en
met 3 februari 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, telkens
- afbeeldingen, te weten foto's en video’s
van seksuele gedragingen, waarbij [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2006, die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of
schijnbaar is betrokken
heeft verspreid en in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis oraal, vaginaal of anaal penetreren van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het vaginaal penetreren met (een) vinger(s)/hand van het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij zichzelf
(Video 1: [bestandsnaam 1] .MOV,
Video 2: [bestandsnaam 2]
.MOV,
Video 3: [bestandsnaam 3] .MOV,
Video 4: [bestandsnaam 4]
.MOV,
Video 5: [bestandsnaam 5] .MOV
Video 6: [bestandsnaam 6]
. MOV,
Video 7: [bestandsnaam 7] .MOV)
Video 8: [bestandsnaam 8] .MOV,
Video 9: [bestandsnaam 9] .MOV,
Video 10: [bestandsnaam 10]
.MOV,
Foto 5: [bestandsnaam 11] .jpeg,
Foto 9: [bestandsnaam 7] .THM)
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de
billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van de eigen geslachtsdelen
door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt bij
zichzelf
(Video 2: [bestandsnaam 2]
.MOV,
Video 3: [bestandsnaam 3] .MOV,
Video 4: [bestandsnaam 4]
.MOV,
Video 5: [bestandsnaam 5] .MOV
Video 6: [bestandsnaam 6]
. MOV,
Video 7: [bestandsnaam 7] .MOV)
Video 8: [bestandsnaam 8] .MOV,
Video 9: [bestandsnaam 9] .MOV,
Video 10: [bestandsnaam 10]
.MOV,
Foto 5: [bestandsnaam 11] .jpeg,
Foto 6: [bestandsnaam 12] .jpeg,
Foto 9: [bestandsnaam 7] .THM)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon poseert in een
erotisch getinte houdingen/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk
het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
(Video 6: [bestandsnaam 6]
. MOV,
Foto 1: [bestandsnaam 13] ,
Foto 2: [bestandsnaam 14] .jpeg,
Foto 3: [bestandsnaam 15] .JPG,
Foto 4: [bestandsnaam 16] ,
Foto 6: [bestandsnaam 12] .jpeg,
Foto 7: [bestandsnaam 3] .THM,
Foto 8: [bestandsnaam 17] .jpeg,
Foto 9: [bestandsnaam 7] .THM)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
5.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het bezit van kinderpornografisch materiaal in dit geval niet strafbaar is. Er is sprake van een consensuele, wederkerige uitwisseling van beelden
tussen leeftijdsgenoten. Verdachte en [slachtoffer] schelen maar een jaar in leeftijd. In mentaal opzicht is er tussen hen geen verschil. Het versturen van foto’s via Snapchat is dagelijkse praktijk onder jongeren. Het betreft geen ethische overschrijding van de seksuele norm, maar leeftijdsadequaat gedrag. Verdachte moet op dit punt daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.1.2
Het oordeel van de rechtbank
De strekking van artikel 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is gelegen in het tegengaan van seksueel misbruik van minderjarigen en de exploitatie daarvan. Dat het materiaal afkomstig is van de minderjarige zelf of door de minderjarige is vervaardigd, is daarbij niet relevant. De strafbaarstelling van kinderporno ziet immers ook op het voorkomen van schade aan de minderjarige in het algemeen door het in omloop brengen van beeldmateriaal. Eventuele instemming van de minderjarige neemt die schadelijke effecten niet weg. Alleen als de minderjarige op geen enkele wijze in haar belangen is geschaad, waarvan sprake kan zijn bij bijvoorbeeld het vervaardigen in de privésfeer tussen oudere minderjarige leeftijdsgenoten, kan mogelijk sprake zijn van niet-strafbaar handelen.
In dit geval deelden verdachte en [slachtoffer] in eerste instantie seksueel beeldmateriaal van zichzelf met elkaar via Snapchat. De foto’s en video’s die [slachtoffer] in de chat had gedeeld, stonden daar opgeslagen en konden alleen door haar verwijderd worden. Met enkel die uitwisseling is zij niet in haar belangen geschaad. Dit handelen maakt ook geen onderdeel uit van de tenlastelegging/bewezenverklaring.
Het is echter niet gebleven bij een wederzijdse uitwisseling via Snapchat. Op 17 januari 2024 heeft verdachte een van de foto’s van [slachtoffer] naar haar zusje gestuurd. De dag daarna heeft hij [slachtoffer] bericht: ‘moet ik je weer kut laten voelen’ en ‘kan ik doen hoor’. Op
25 januari 2024, heeft verdachte [slachtoffer] bericht: ‘blij dat ik toch je foto’s en zo nog heb’. Dit bericht heeft hij direct nadat hij het verstuurd had weer verwijderd. Vervolgens ontkende hij richting [slachtoffer] dat hij nog foto’s van haar in zijn bezit had. Op 3 februari 2024 heeft verdachte [slachtoffer] een screenshot gestuurd, waarop te zien is dat hij seksueel beeldmateriaal van haar op zijn iCloud had opgeslagen. Ook heeft hij haar bericht ‘ik ga [naam] je shit sturen’ en ‘ga door zo en je ziet wat er gebeurt’. Deze woorden en acties van verdachte zijn niet anders te interpreteren dan als dreigementen over het (verder) verspreiden van het beeldmateriaal van [slachtoffer] . Dat verdachte daar ook daadwerkelijk toe in staat was, blijkt uit zijn handelen op 17 januari 2024. Met dit alles kan niet worden geconcludeerd dat [slachtoffer] op geen enkele wijze in haar belangen is geschaad. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast en vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van
1 maand met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast en acht bij een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, in combinatie met voorwaarden, alsmede een onvoorwaardelijke taakstraf, passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft kinderpornografisch materiaal van [slachtoffer] in bezit gehad. Deze beelden zijn door [slachtoffer] in vertrouwen met hem gedeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van dat vertrouwen. Hij heeft zichzelf een machtspositie verschaft door te laten zien dat hij de beelden van [slachtoffer] had opgeslagen en te dreigen met het doorsturen van de beelden. Hij heeft zich daartoe ook bereid en in staat getoond door een van de foto’s naar het zusje van [slachtoffer] toe te sturen. Hij heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de integriteit en privacy van [slachtoffer] .
De persoon van verdachte
Verdachte was een gewaarschuwd mens: hij kwam al drie keer eerder in aanraking met de politie vanwege (online) wangedrag richting meisjes. Toen is volstaan met een reprimande. Verdachte zegt te hebben gehandeld uit boosheid en jaloezie. Hij heeft een hechtingsstoornis die voortkomt uit zijn jeugd. Uit eigen beweging heeft hij behandeling gezocht bij [jeugdzorg] . Vanuit [jeugdzorg] is echter wel gerapporteerd dat verdachte niet altijd behandeltrouw is: hij komt met enige regelmaat zijn afspraak niet na of zegt deze af. Daardoor is inhoudelijke behandeling nog niet gestart. Volgens verdachte komt dat omdat het reizen naar de behandellocatie niet goed te combineren is met zijn fulltime baan. Hij staat wel open voor behandeling.
Toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het delict 18 jaar. De rechtbank zal overeenkomstig het reclasseringsadvies en de standpunten van de officier van justitie en de verdediging het jeugdstrafrecht toepassen. De persoon van verdachte geeft daar aanleiding toe. Uit de rapportage van de reclassering is gebleken dat verdachte achterloopt in zijn sociaal- emotionele ontwikkeling ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten. Daarnaast is
sprake van hechtingsproblematiek. Hij heeft verminderde cognitieve capaciteiten en
kan onvoldoende de risico's van zijn eigen handelen inschatten. Ook is zijn inlevingsvermogen beperkt. De behandeling bij [jeugdzorg] wordt gegeven vanuit de jeugdmodules. De reclassering adviseert wel om een toezicht bij de volwassenreclassering te laten plaatsvinden, omdat het van belang is dat de huidige behandeling doorloopt en er geen gat valt tussen een eventuele wissel van behandeling.
Reclasseringsadvies
De reclassering vindt de houding van verdachte richting meisjes zorgelijk en concludeert tot een gemiddeld recidiverisico. Zij adviseert tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht en ambulante behandeling. Verdachte heeft zich hiertoe bereid verklaard.
Het taakstrafverbod
Op grond van artikel 77ma, tweede lid, Sr is het taakstrafverbod van toepassing. Dat betekent dat naast een taakstraf ook jeugddetentie, de maatregel betreffende het gedrag (GBM-maatregel) of de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) zou moeten worden opgelegd. Het jeugdstrafrecht kenmerkt zich echter door het pedagogische karakter ervan. Daarmee is steeds sprake van maatwerk, afhankelijk van de individuele situatie van een verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Onverkorte toepassing van artikel 77ma Sr kan hiermee op gespannen voet komen te staan. Daarbij kan toepassing van dit artikel ook strijd opleveren met de artikelen 37 en 40 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Volgens deze artikelen zijn Staten verplicht om vrijheidsbeneming slechts als uiterste maatregel te hanteren en dienen deze ervoor te zorgen dat de strafrechtelijke aanpak van minderjarigen hun welzijn niet schaadt en in de juiste verhouding staat zowel tot hun omstandigheden als tot het strafbare feit. Staten dienen minderjarigen die worden verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld ter zake van een strafbaar feit zo te behandelen dat dit hun herintegratie en opbouwende rol in de maatschappij bevordert. De rechtbank zal daarom in deze zaak voorbijgaan aan het bepaalde in artikel 77ma Sr.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in deze zaak als pedagogisch enige juiste straf heeft te gelden. Verdachte zal door het verrichten van een werkstraf de gevolgen van zijn handelen aan den lijve ondervinden. Daarnaast zal door de voorwaarden die aan de voorwaardelijke jeugddetentie zijn verbonden, inzicht worden verkregen in de bij verdachte aanwezige problematiek. Verdachte zal hiervoor worden behandeld en hij zal worden begeleid door de reclassering. Dit zal, naast het hebben van een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding, bijdragen aan het op een goede manier vorm geven van het volwassen leven van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook deze straf opleggen.
Verdachte heeft een goede weg ingeslagen door het zoeken van behandeling en het aannemen van een fulltime baan. De rechtbank rekent erop dat de afronding van deze strafzaak het einde zal zijn van een periode van strafrechtelijke registraties en dat verdachte hierna met een schone lei verder zal werken aan zijn toekomst.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
verspreiden en in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Rooseveltlaan 148 te Bergen op Zoom of telefonisch op
088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan een delictanalyse en zich laat behandelen door [jeugdzorg] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en
mr. T.M. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel en
mr. M. van Grinsven, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 februari 2025.
Mrs. Louwerse, Van Krevel en Van Grinsven zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.