ECLI:NL:RBZWB:2025:1165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/02/427601 / FA RK 24-4764
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoeken eenhoofdig gezag en wijziging omgangsregeling met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2009. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Krijnen, verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag, omdat de verstandhouding tussen de ouders ernstig was verslechterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat de man zijn medewerking aan hulpverlening voor de minderjarige heeft geweigerd. Dit heeft geleid tot een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent.

Daarnaast heeft de rechtbank de omgangsregeling gewijzigd. De vrouw verzocht om een regeling waarbij de minderjarige één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijft. De rechtbank heeft geconstateerd dat de huidige co-ouderschapsregeling niet meer passend is en dat de minderjarige behoefte heeft aan rust en duidelijkheid. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en de omgangsregeling aangepast, zodat de minderjarige voortaan om het weekend bij de man verblijft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/427601 / FA RK 24-4764
datum uitspraak: 28 februari 2025
beschikking betreffende gezag en omgang
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. B. Krijnen te Waalwijk,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man
,
wonende te [woonplaats] ,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 oktober 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de brief met bijlage van mr. Krijnen van 9 augustus 2024;
- het e-mailbericht van de man van 30 oktober 2024.
1.2
Het verzoek is mondeling met gesloten deuren behandeld op 11 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man. Tevens was aanwezig een medewerkster namens de Raad.
1.3
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad, uit welke relatie [minderjarige] is geboren.
2.2
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.
2.3
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben op 26 april 2016 een ouderschapsplan ondertekend waarin een co-ouderschapsregeling is overeengekomen waarbij [minderjarige] in de even weken bij de man verblijft en in de oneven weken bij de vrouw. De verdeling van de vakanties en feestdagen vindt jaarlijks plaats in onderling overleg. Inmiddels wordt een regeling uitgevoerd waarbij [minderjarige] in de even weken bij de vrouw verblijft en in de oneven weken bij de man.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het gezamenlijk gezag [minderjarige] zal worden gewijzigd, in die zin dat de vrouw zal worden belast met het eenhoofdig gezag;
II. te bepalen dat als contactregeling tussen de man en [minderjarige] zal gelden een regeling waarbij de minderjarige één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijft.
3.2
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Gezag
4.1.
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift, aangevoerd dat de verstandhouding tussen partijen is verslechterd. De inmiddels afgesloten ondertoezichtstelling heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. De communicatie tussen de ouders verloopt nog altijd niet goed. De man brengt eenzijdig wijzingen aan in de contactregeling waarbij hij de communicatie over deze wijzigingen via [minderjarige] laat verlopen. Daarnaast weigert de man zijn medewerking te verlenen om hulpverlening voor [minderjarige] in te zetten. De slechte verstandhouding en communicatieproblemen tussen partijen zorgen voor een enorme spanning en onrust bij [minderjarige] . Hij heeft aangegeven dat hij behoefte heeft hulpverlening. Doordat de man hiervoor geen toestemming verleent, is de hulpverlening na het afsluiten van de ondertoezichtstelling niet van de grond gekomen. Het gedwongen kader heeft destijds geen verbetering van de situatie opgeleverd. Hoewel de man op de mondelinge behandeling aangeeft dat hij zijn toestemming zal geven voor de hulpverlening ten behoeve van [minderjarige] , heeft de vrouw geen vertrouwen in deze toezegging omdat de man in de afgelopen jaren zijn medewerking steeds heeft geweigerd. [minderjarige] raakt hierdoor alsmaar meer klem en verloren tussen ouders. Bovendien toont de man geen betrokkenheid bij aangelegenheden over [minderjarige] , zo is de man al jarenlang niet op ouderavonden van school verschenen. Om die reden is het ook anderszins in het belang van [minderjarige] dat de vrouw voortaan het eenhoofdig gezag zal uitoefenen.
4.2.
De man geeft aan dat hij zich niet kan verenigen met het verzoek tot eenhoofdig gezag. De man betwist dat hij niet betrokken is bij [minderjarige] en stelt dat hij op de basisschool altijd betrokken is geweest. Daarnaast geeft de man aan dat hij altijd zijn toestemming heeft gegeven voor de hulpverlening van [minderjarige] en dat hij in de toekomst zijn medewerking zal blijven geven.
4.3.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat hij stress ervaart vanwege deze procedure. Hij zou liever vaker bij zijn moeder zijn en [minderjarige] vindt het logisch dat zij in dat geval dan allerlei beslissingen over hem kan nemen. Zijn moeder is ook de betrokken ouder bij school. [minderjarige] praat nu geregeld met de hulpverlener(s) van zijn moeder, maar hij zou liever zelf hulpverlening krijgen.
4.4.
De Raad heeft geadviseerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat de vrouw voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent. De Raad heeft destijds de afsluiting van de ondertoezichtstelling getoetst. Daarbij is er geadviseerd om de ondertoezichtstelling af te sluiten, omdat deze beschermingsmaatregel geen meerwaarde had wegens de weigerachtige houding van de man om zijn medewerking te verlenen. De Raad concludeert dat de situatie ongewijzigd is gebleven sinds de afsluiting van de ondertoezichtstelling. Om die reden verwacht de Raad niet dat de situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren. De Raad maakt zich zorgen wat dit voor [minderjarige] kan betekenen in het contact en zijn relatie met de man.
4.5.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de wet is dat de ouders na het beëindigen van de relatie het gezag gezamenlijk over de minderjarige blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.6.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat de verstandhouding tussen partijen zodanig is verslechterd ten opzichte van de situatie ten tijde dat zij het gezamenlijk gezag hebben aangetekend in het gezagsregister. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dermate zijn gewijzigd dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.7.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige blijven uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Gebleken is van feiten en omstandigheden die maken dat er moet worden afgeweken van het in de wet neergelegde uitgangspunt. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat er geen goede basis meer aanwezig is voor de uitoefening van gezamenlijk gezag. Ondanks de inspanningen van de hulpverlening in zowel het vrijwillig kader als in het gedwongen kader (ondertoezichtstelling) is het niet gelukt om de verhoudingen tussen ouders te verbeteren. Partijen hebben verschillende visies over elkaars opvoedomgeving en invulling van het ouderschap. Ter zitting is gebleken dat met name vader moeder diskwalificeert als ouder en haar opvoedingscapaciteiten voortdurend in twijfel trekt. Door de aanhoudende conflicten tussen partijen is de verstandhouding ernstig verstoord geraakt. Hierdoor lukt het partijen niet om gezamenlijk beslissingen te nemen die in het belang van [minderjarige] zijn. Vanuit de ondertoezichtstelling is er individuele hulpverlening vanuit [hulpverlening] voor [minderjarige] ingezet. Nadat de ondertoezichtstelling niet meer is verlengd door de kinderrechter en aldus is geëindigd, is de individuele hulpverlening voor [minderjarige] gestopt. De man heeft zijn toestemming voor het voortzetten van de hulpverlening geweigerd waardoor de benodigde hulpverlening niet kon worden gecontinueerd. De vrouw heeft uiteindelijk een constructie gevonden waarin [minderjarige] middels de hulpverlening van de vrouw kan meeprofiteren. Hieruit blijkt dat partijen tegenover elkaar staan en dat het hen niet lukt om gezamenlijk de belangen van [minderjarige] voorop te stellen. Door het ontbreken van een constructieve en gelijkwaardige samenwerking waarbij is gebleken dat partijen niet in staat zijn om op ouderniveau te communiceren, is naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het onaanvaardbare risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren zal raken wanneer partijen gezamenlijk belast zullen blijven met het gezag. Hulpverlening om de communicatie en samenwerking tussen ouders op gang te brengen is ingezet, maar heeft ondanks het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling, niet tot enige verbetering geleid. Daarom heeft de rechtbank met de Raad niet de verwachting dat in deze situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal kunnen plaatsvinden in de communicatie en verstandhouding tussen partijen om op constructieve wijze uitvoering te geven aan het gezamenlijk gezag.
4.8.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat de in artikel 1:251a, eerste lid, sub a BW genoemde grond zich voordoet en acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het gezag over hem wordt gewijzigd, in die zin dat de vrouw voortaan het gezag over hem alleen uitoefent. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten dan ook toewijzen.
Omgangsregeling
4.9.
De rechtbank komt nu toe aan de beoordeling van het verzoek van de vrouw over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Omdat in deze beschikking wordt besloten dat de vrouw voortaan het eenhoofdig gezag heeft, zal in het hierna volgende worden gesproken van ‘omgangsregeling’ en wordt het verzoek getoetst aan artikel 1:377e BW.
4.10.
In artikel 1:377e van het BW staat dat de rechtbank op verzoek van de ouders een bestaande omgangregeling kan veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat genoegzaam is vast komen te staan dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De vrouw kan in haar verzoek worden ontvangen.
4.12.
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat de huidige co-ouderschapsregeling is overeengekomen toen [minderjarige] zes jaar was. Inmiddels heeft de minderjarige een leeftijd bereikt waarin hij meer ruimte moet krijgen om zelf beslissingen te kunnen nemen over de regeling. Binnen de ondertoezichtstelling is het partijen niet gelukt om afspraken over de omgangsregeling te wijzigen, zodat de man zich vast blijft houden aan de co-ouderschapsregeling. De vrouw acht een co-ouderschapsregeling niet meer in het belang van [minderjarige] . Tussen de man en [minderjarige] vinden er namelijk regelmatig escalaties plaats waarbij er zelfs een incident heeft plaatsgevonden waarin er fysiek geweld is gebruikt door ouders.
Daarnaast maakt de vrouw zich zorgen over de opvoedomgeving van de man. [minderjarige] heeft rust en aansturing nodig bij zijn schoolwerkzaamheden, welke niet wordt geboden door de man. Bovendien ervaart [minderjarige] veel stress doordat hij vanuit de man verantwoordelijkheden krijgt opgedragen die niet passend zijn bij zijn leeftijd. Een wijziging van de omgangsregeling is nodig, omdat de huidige regeling niet langer werkbaar is. Het is van belang dat [minderjarige] rust ervaart en zich kan focussen op school. Bij de verzochte regeling is er wel sprake van regelmatig contact tussen de man en [minderjarige] , maar wordt er tegelijk meer rust gecreëerd.
4.13.
De man brengt naar voren dat hij vindt dat er jarenlang niet naar hem is geluisterd. Zijn zorgen zijn niet serieus genomen door de jeugdzorgwerker en betrokken hulpverleners. De stellingen van de vrouw zijn gebaseerd op onwaarheden. De overeengekomen regeling uit het ouderschapsplan is ook nooit nagekomen. De man stond open om binnen de ondertoezichtstelling het ouderschapsplan te wijzigen, maar vooral de wensen van de vrouw werden door de jeugdbeschermer gevolgd. Hierdoor heeft de man het gewijzigde ouderschapsplan niet ondertekend en zich vastgehouden aan de co-ouderschapsregeling. De man maakt zich ook zorgen over de opvoedomgeving bij de vrouw, omdat [minderjarige] daar veel vrijer wordt gelaten en het aan ouderlijk toezicht ontbreekt. Bovendien maakt de man zich zorgen over de schoolgang van [minderjarige] , over blowen, roken en alcoholgebruik door [minderjarige] . Juist vanwege de zorgen over de opvoedsituatie bij de vrouw vindt de man het belangrijk dat [minderjarige] een substantieel deel van de tijd bij hem opgroeit. Vader merkt nu al dat hij zijn zeggenschap over [minderjarige] kwijtraakt. Als [minderjarige] het ergens niet mee eens is, vertrekt hij naar zijn moeder die op haar beurt [minderjarige] niet naar hem terugstuurt. Mocht er een wijziging komen in de omgangsregeling, dan is [minderjarige] altijd welkom als het de man uitkomt. [minderjarige] dient dan wel zijn huissleutels in te leveren. De man geeft ten slotte aan dat hij na vijftien jaar moe gestreden is en dat het gevecht ergens moet stoppen.
4.14.
[minderjarige] zou het fijn vinden als de zorgregeling wijzigt op de manier zoals zijn moeder heeft verzocht. Hij ervaart de co-ouderschapsregeling al jarenlang als ingewikkeld omdat er in de huishoudens verschillende regels gelden en de laatste tijd komt daar bij dat er geregeld gedoe is tussen hem en zijn vader. Het incident tussen zijn ouders in juni vorig jaar, dat volgde op een ruzie tussen hem en zijn vader, heeft grote indruk op [minderjarige] gemaakt. Verder beschrijft [minderjarige] dat hij het ingewikkeld vindt dat zijn vader niet-uitgesproken verwachtingen heeft die zich niet altijd goed verenigen met [minderjarige] ’s agenda of keuze, waardoor conflicten ontstaan. Bij zijn moeder ervaart [minderjarige] meer ruimte om zijn eigen agenda in te richten. Ook geeft [minderjarige] aan dat zijn vader niet of nauwelijks betrokken is bij zijn school en sport. Juist nu heeft [minderjarige] behoefte aan rust en steun bij zijn schoolwerk, omdat het dit schooljaar niet goed gaat als gevolg van alle spanningen rondom deze procedure. Zijn moeder geeft hem de aansturing en aansporing die hij nodig heeft om met zijn schoolwerk aan de slag te gaan. [minderjarige] hoopt dat hij welkom blijft bij zijn vader en dat de band met zijn vader intact blijft, mocht de omgangsregeling wijzigen.
4.15.
De Raad geeft aan dat, gezien de leeftijd van [minderjarige] , de week-op-week-af-regeling al lang heeft standgehouden. De Raad ziet dat zo’n regeling voor met name jongere kinderen goed kan werken, maar dat het niet ongewoon is dat er een verschuiving komt als kinderen ouder worden. In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] goed kunnen uitleggen waarom de co-ouderschapsregeling niet langer voor hem werkt. Hij komt wat de Raad betreft ook authentiek over in zijn boodschap. Binnen de ondertoezichtstelling heeft [minderjarige] ook al aangegeven dat hij het lastig vindt om steeds te wisselen tussen de verschillende opvoedsituaties. De Raad adviseert om aan de wens van [minderjarige] gehoor te geven en de omgangsregeling te wijzigen, in die zin dat [minderjarige] voortaan één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijft. De Raad spreekt de hoop uit dat als de rechtbank besluit tot wijziging van de omgangsregeling dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de relatie tussen de man en [minderjarige] .
4.16.
De rechtbank overweegt dat het in het belang van [minderjarige] is om duidelijkheid te creëren over de omgangsregeling. Partijen hebben al eerder geprobeerd om de afspraken uit het ouderschapsplan te herzien en te wijzigen, maar het is hen eerder – met hulpverlening- niet gelukt om tot overeenstemming te komen. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat de ouders verschillende opvoedstijlen hanteren en dat zij zorgen hebben over elkaars opvoedomgeving. Door het totale gebrek aan communicatie en samenwerking is er sprake van een groot wantrouwen over en weer, en staat [minderjarige] bloot aan spanningen tussen de ouders. Deze dynamiek en de verschillende leefwerelden waarin [minderjarige] zich iedere week moet aanpassen, zorgen bij hem voor onrust en mogelijk ook innerlijke verscheurdheid. Het is gebleken dat hij hierdoor onder druk komt te staan. De stress en onzekerheid van de huidige situatie beïnvloedt het welzijn van [minderjarige] op negatieve wijze en het heeft bovendien, naar zijn eigen zeggen, gevolgen voor zijn schoolresultaten, die dit jaar achterblijven. De minderjarige heeft zelf aangegeven dat hij in de thuissituatie bij de vrouw meer betrokkenheid en sturing ervaart, en dat dit helpend is voor zijn schoolresultaten. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat het aantal conflicten tussen [minderjarige] en zijn vader in de week dat hij bij hem verblijft, de laatste tijd is toegenomen. De rechtbank acht rust en duidelijkheid voor [minderjarige] van belang. Daar komt bij dat [minderjarige] , gezien zijn leeftijd, een grotere stem dient te krijgen in de inrichting van de omgangsregeling. Een co-ouderschapsregeling wordt daarom niet meer passend geacht. De rechtbank ziet in de gewijzigde omstandigheden aanleiding om de omgangsregeling te wijzigen in die zin dat de minderjarige één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de man verblijft. De rechtbank volgt hiermee het advies van de Raad en de wens van de minderjarige, die op de rechtbank gemeend en authentiek is overgekomen.
4.17.
De rechtbank realiseert zich dat dit de man de in deze beschikking genomen beslissingen als ingrijpend zal ervaren en drukt de man op het hart om naar [minderjarige] uit te blijven dragen dat hij er altijd voor hem zal zijn en dat zijn deur voor [minderjarige] altijd open blijft staan, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling ook heeft verklaard.
Brief aan de minderjarige
4.18.
De griffier zal namens de kinderrechter een brief aan [minderjarige] sturen om hem te informeren over deze beslissingen. [minderjarige] heeft in het kindgesprek met de kinderrechter namelijk aangegeven dat hij per brief hierover geïnformeerd wil worden. In de brief staat het volgende.
Beste [minderjarige] ,
Op 10 februari 2025 heb je met de kinderrechter gesproken over jouw ouders. Je hebt gezegd dat je graag per brief wil weten wat de beslissing van de kinderrechter is.
De kinderrechter heeft op 11 februari 2025 gesproken met jouw ouders en een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming.
Jouw ouders vinden het moeilijk om goed met elkaar te praten over belangrijke beslissingen die in jouw belang zijn. Ook werkt jouw vader niet altijd goed mee, waardoor het bijvoorbeeld nog niet is gelukt om hulpverlening voor jou te regelen om met iemand te kunnen praten. De kinderrechter heeft daarom besloten dat voortaan alleen jouw moeder beslissingen over jou kan nemen.
Je hebt ook aangegeven bij de kinderrechter dat jij het liefst om het weekend bij jouw vader bent. Jij vindt het onder andere lastig om steeds te wisselen tussen je ouders en de regels die daar thuis gelden. Je hebt ook last van de conflicten die er de afgelopen tijd zijn geweest. Hierdoor en door de spanningen vanwege deze procedure vind jij het lastig om je te kunnen concentreren op school. Daarnaast heb je laten weten er steeds meer behoefte aan te hebben om je eigen agenda in te richten. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er rust voor jou komt. Je bent inmiddels vijftien jaar oud en jouw stem weegt zwaar mee als het gaat om de omgangsregeling. Jij hebt uitgelegd waarom je graag meer tijd bij de moeder zou willen zijn en de kinderrechter heeft daarom besloten dat de omgangsregeling gewijzigd wordt. De co-ouderschapsregeling wordt vervangen door een regeling die inhoudt dat jij voortaan om het weekend van vrijdag na school tot maandag voor school bij je vader bent.
De kinderrechter heeft aan jouw vader laten weten dat jij het heel belangrijk vindt dat de band die jij met hem hebt, niet verloren gaat of beschadigd raakt door deze beslissingen.
Dit zijn de beslissingen die de rechter genomen heeft. Alleen je moeder neemt beslissingen over jou en in plaats van om de week ga jij om het weekend naar je vader. De beslissingen van de kinderrechter gaan per direct in.
Dat jij naar de rechtbank bent gekomen om met de kinderrechter in gesprek te gaan, heeft de kinderrechter geholpen bij het nemen van de beslissing. Het is fijn dat je die moeite hebt genomen. De kinderrechter wenst jou alle goeds toe.
Als je nog vragen hebt, mag je bellen of e-mailen.
Met vriendelijke groet,
De griffier
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009, voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
5.2.
bepaalt, onder wijziging van het door partijen ondertekende ouderschapsplan, ten aanzien van de omgangsregeling, dat de man en de minderjarige met ingang van de datum van deze beschikking gerechtigd zijn tot omgang met elkaar één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Hoetjes, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van de rechtbank Breda.