In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedtaken voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.P.M. Planthof, heeft een verzoek ingediend om de vakanties, feestdagen, studiedagen en studiemiddagen van het schooljaar 2024-2025 te verdelen. De man, de andere ouder, heeft ook zijn wensen kenbaar gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum zijn beide partijen, samen met vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad, aanwezig geweest.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedetailleerde zorgregeling bestaat, die eerder is bekrachtigd bij beschikking van 30 mei 2024. De partijen hebben overeenstemming bereikt over enkele data, maar er waren ook geschilpunten, met name over de studiedagen en de verdeling van vakanties. De rechtbank heeft uiteindelijk beslist dat [minderjarige] op 28 februari 2025 bij de man verblijft, en dat de man [minderjarige] op 31 mei 2025 en 4 juli 2025 zal ophalen. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat partijen in het belang van [minderjarige] samenwerken en de rol van de jeugdbeschermer respecteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.