In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2025 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van betrokkene, die in detentie zit voor een poging tot doodslag. Betrokkene was eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, met een herroeping van zijn v.i. na een nieuwe veroordeling tijdens v.i.-toezicht. De rechtbank heeft in eerdere beslissingen betrokkene een laatste kans geboden, maar de officier van justitie heeft nu gevorderd de v.i. af te stellen vanwege ernstige misdragingen en onvoldoende medewerking aan reclassering en gedragsverandering. De rechtbank heeft de adviezen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting en de reclassering in overweging genomen. Hoewel er ernstige misdragingen zijn vastgesteld, blijkt er ook een positieve ontwikkeling in de houding van betrokkene, die nu meewerkt aan een risicotaxatie en delictanalyse. De rechtbank heeft besloten de vordering van het openbaar ministerie af te wijzen en betrokkene nog een kans te geven, met gewijzigde voorwaarden voor de v.i. De rechtbank benadrukt dat dit de laatste kans is en dat betrokkene zich aan de voorwaarden moet houden om verdere problemen te voorkomen.