Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door een parkeerverbodsbord (E1) op de [adres] te [woonplaats] op 9 november 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 januari 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder de onduidelijkheid over de bebording en het gebrek aan parkeerruimte door renovatiewerkzaamheden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat de gedraging van de betrokkene terecht was vastgesteld, aangezien de verbalisant de situatie ter plaatse had gecontroleerd en de parkeerverbodszone geldig was.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook erkend dat de situatie onduidelijk was door de renovatiewerkzaamheden en heeft besloten de boete te matigen tot nihil. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan de betrokkene.