ECLI:NL:RBZWB:2025:1143

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10993921 - MB VERZ 24-298
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, zoals aangegeven door een parkeerverbodsbord (E1) op de [adres] te [woonplaats] op 9 november 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 januari 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder de onduidelijkheid over de bebording en het gebrek aan parkeerruimte door renovatiewerkzaamheden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat de gedraging van de betrokkene terecht was vastgesteld, aangezien de verbalisant de situatie ter plaatse had gecontroleerd en de parkeerverbodszone geldig was.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook erkend dat de situatie onduidelijk was door de renovatiewerkzaamheden en heeft besloten de boete te matigen tot nihil. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 109,- aan de betrokkene terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10993921 \ MB VERZ 24-298
CJIB-nummer: 6062 5422 5387 1325
uitspraakdatum: 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de [adres] te [woonplaats] op 9 november 2022 om 21:13 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat er geen sprake is van een bord E1 op de pleeglocatie. Het is niet duidelijk voor de bewoners van het pand of ze daar wel of niet mogen parkeren. Betrokkene is in het bezit van een vergunning, maar er is onvoldoende plek om te parkeren. Na het lezen van het zaakoverzicht heeft betrokkene verklaard dat zij deze plek eenmalig heeft gebruikt wegens de werkzaamheden op de [adres] . Betrokkene heeft de weg niet geblokkeerd en geen overig verkeer gehinderd. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er door de renovatie werkzaamheden twee grote parkeergelegenheden zijn afgesloten. Hier is door de Gemeente Breda ook geen alternatief voor gekomen. Betrokkene stelt dat zij in het bezit is van een parkeervergunning en geen overig verkeer heeft gehinderd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een parkeerverbodszone wordt begrensd door borden die het begin en het einde van die zone aanduiden. Binnen de gehele zone is het – met uitzondering van op daarvoor bestemde weggedeelten – niet toegestaan om te parkeren. Nu de [adres] deel uitmaakt van de parkeerverbodszone, was het ingestelde parkeerverbod ook in die straat van toepassing. Aangezien de verbalisant fysiek ter plaatse was kan ervan worden uitgegaan dat de verbalisant de aanwezigheid en deugdelijkheid van de bebording heeft gecontroleerd. Daarnaast heeft betrokkene geen gevolgde route aangegeven, zodat de officier van justitie geen nader onderzoek behoefde te doen naar de aanwezigheid van de bebording.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te betwijfelen dat deze straat binnen een als zodanig aangeduide parkeerverbodszone was gelegen. De betrokkene had zich ervan moeten vergewissen of parkeren op een bepaalde plek is toegestaan. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat het gaat om een onduidelijke situatie destijds door de diverse renovatiewerkzaamheden en wijziging van de gewone weginrichting hierdoor. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: