Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van zijn voertuig op een manier die gevaar of hinder voor het verkeer zou kunnen veroorzaken. De gedraging vond plaats op 27 januari 2023 op de Zoete Inval te Breda. Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat zijn voertuig geen gevaar of hinder veroorzaakte en dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende was om de sanctie te rechtvaardigen. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, de verzoeken van betrokkene bestreden en aangegeven dat er foto’s in het dossier zijn die de gedraging ondersteunen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden dat meerdere voertuigen in de betreffende bocht geparkeerd stonden. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 100,-. De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gegrond verklaard, en het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.