ECLI:NL:RBZWB:2025:1127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11187161 MB VERZ 24-839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 23 januari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. B. de Jong, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en verwees naar jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hij stelde dat er maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd mag worden en dat de eerste beschikking aan de betrokkene verzonden moest zijn voordat een tweede kon worden opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, betwistte dit en stelde dat er sprake was van twee afzonderlijke gedragingen, wat de sancties rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en verwierp het verweer van de gemachtigde. De boete werd als terecht opgelegd beschouwd en het beroep werd ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11187161 \ MB VERZ 24-839
CJIB-nummer : 3062 5422 5552 8789
uitspraakdatum : 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Adviesbureau Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat) te Breda op 23 januari 2023 om 13:54 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Op de digitale handhaving van een geslotenverklaring is het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van het Openbaar Ministerie van toepassing. Gemachtigde verwijst naar jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en geeft aan dat per week maximaal één beschikking per kenteken mag worden geregistreerd en dat de eerste beschikking in ieder geval aan betrokkene moet zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd. Betrokkene wordt verweten op 23 januari 2023 in strijd te hebben gehandeld met een geslotenverklaring en gereden te hebben in een voetgangersgebied. De sanctiebeschikking werd al opgelegd, voordat de eerste sanctiebeschikking aan betrokkene was verzonden. Om deze reden kan de beschikking niet in stand blijven. Tot slot verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het zaakoverzicht blijkt dat aan de betrokkene in de zaak met CJIB-nummer 0062 5422 5552 8881 als bestuurder een sanctie is opgelegd voor een gedraging met hetzelfde voertuig als in de onderhavige zaak, maar dan op 23 januari 2023 om 13:51 uur op de Visserstraat 1 te Breda. Nu sprake is van verschillende tijdstippen en locaties is reeds om die reden geen sprake van één en dezelfde gedraging, maar van twee afzonderlijke gedragingen. De betrokkene is dus niet tweemaal bestraft voor dezelfde gedraging.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Het dossier bevat, buitenom de verklaring van de verbalisant uit het zaakoverzicht, een aanvullend proces-verbaal van 5 januari 2023 en 1 februari 2023, waarin wordt aangegeven dat de bebording en herhalingsborden duidelijk zichtbaar waren. De sanctiebeschikkingen zijn opgelegd op twee verschillende locaties. Het verweer van gemachtigde dat er maximaal één beschikking per kenteken mag worden geregistreerd wordt hiermee dan ook verworpen.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: