Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 23 januari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. B. de Jong, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en verwees naar jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hij stelde dat er maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd mag worden en dat de eerste beschikking aan de betrokkene verzonden moest zijn voordat een tweede kon worden opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, betwistte dit en stelde dat er sprake was van twee afzonderlijke gedragingen, wat de sancties rechtvaardigde. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en verwierp het verweer van de gemachtigde. De boete werd als terecht opgelegd beschouwd en het beroep werd ongegrond verklaard. Tevens werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.