ECLI:NL:RBZWB:2025:1125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11411579 MB VERZ 24-1581
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet dragen van helm op bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het rijden op een bromfiets op de Karnemelkstraat te Breda op 20 april 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de verhoging van de boete onterecht was, omdat het administratief beroep tijdig was ingediend. Echter, de officier van justitie stelde dat de machtiging van de gemachtigde niet overeenkwam met de naam van de betrokkene en dat dit verzuim niet was hersteld. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er geen geldige machtiging was overgelegd. De rechter benadrukte dat van een beroepsmatige rechtshulpverlener verwacht mag worden dat hij een rechtsgeldige machtiging verstrekt. De vraag of de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, had plaatsgevonden, werd niet verder behandeld. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11411579 \ MB VERZ 24-1581
CJIB-nummer : 4062 5422 5727 6452
uitspraakdatum : 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende/deugdelijk bevestigde helm op de Karnemelkstraat te Breda op 20 april 2023 om 19:33 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de sanctie ten onrechte is verhoogd. Gemachtigde stelt dat het administratief beroep tijdig is ingediend conform de geldende voorschriften. Echter is door onvoorziene omstandigheden in de postverwerking bij het Openbaar Ministerie ten onrechte een verhoging toegepast op de initiële beschikking. Het Openbaar Ministerie heeft gemachtigde in verband met de aanlevering van de machtiging in verzuim gesteld. Na ontvangst van de verzuimbrief heeft gemachtigde een nieuwe machtiging aan het Openbaar Ministerie verstrekt. Ondanks de inspanning om de oorspronkelijke tekortkoming te corrigeren heeft het Openbaar Ministerie het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Gemachtigde wenst niet de niet-ontvankelijkheidsverklaring aan te vechten, maar enkel de onterechte verhoging die is opgelegd. Gemachtigde verzoekt de mogelijkheid te repliceren op het verweerschrift en om het Openbaar Ministerie te veroordelen in de beroeps- en proceskosten.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De officier van justitie heeft betrokkene terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De naam op de machtiging komt niet overeen met de naam van betrokkene. Dit verzuim is niet hersteld terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld. Van een beroepsgemachtigde mag worden verwacht dat een deugdelijke machtiging wordt verstrekt, zeker wanneer hij daarop is gewezen.

Overwegingen

De kantonrechter is met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat de officier van justitie betrokkene terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stelt daartoe vast dat de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen machtiging is overgelegd waaruit blijkt dat [gemachtigde] gemachtigd is door degene tot wie de inleidende beschikking is gericht.
In artikel 6, eerste lid, van de Wahv is bepaald dat degene tot wie de beschikking is gericht administratief beroep kan instellen bij de officier van justitie. De officier van justitie is op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd van een gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt. De officier van justitie kan daarmee vaststellen of degene die zich als gemachtigde van de betrokkene aandient, bevoegd is namens deze beroep in te stellen. Indien de officier van justitie vaststelt dat een schriftelijke machtiging ontbreekt of niet toereikend is, kan hij het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dit kan alleen als de gemachtigde schriftelijk in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen, het verzuim niet binnen de in de brief genoemde termijn is hersteld en in de brief is meegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet binnen die termijn is hersteld.
De kantonrechter stelt vast dat de officier van justitie bij brief van 11 september 2023 [gemachtigde] heeft meegedeeld dat een schriftelijke machtiging ontbreekt. [gemachtigde] is in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Ook heeft de officier van justitie erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld. Uit de stukken blijkt niet dat [gemachtigde] dit verzuimd heeft hersteld.
De kantonrechter is met de zittingsvertegenwoordiger van oordeel dat van een beroepsmatige rechtshulpverlener mag worden verwacht dat hij een rechtsgeldige machtiging verstrekt, zeker wanneer hij in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen.
De vraag of de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.
Het beroep wordt ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek tot proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: