ECLI:NL:RBZWB:2025:1123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11422322 MB VERZ 24-1619
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens gebruik van mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg (A16) te Prinsenbeek op 17 april 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant, die getraind is om dergelijke gedragingen te herkennen, voldoende grondslag biedt voor de vaststelling dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter wees erop dat het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het besturen van een voertuig nooit is toegestaan, ongeacht de manier van gebruik. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen.

De kantonrechter oordeelde ook dat de motivering van de beslissing van de officier van justitie voldoende inzichtelijk was en voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11422322 \ MB VERZ 24-1619
CJIB-nummer : 5062 5422 5720 5819
uitspraakdatum : 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg (A16) te Prinsenbeek op 17 april 2023 om 23:02 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het Openbaar Ministerie in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, de beginselen van behoorlijk bestuur en het recht op een eerlijke behandeling van bezwaarschriften. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten de beslissing adequaat te formuleren, wat het voor de belanghebbenden onmogelijk maakt om de redenen voor de afwijzing te begrijpen en hierop adequaat te reageren. Deze nalatigheid van het Openbaar Ministerie heeft niet alleen gevolgen voor de rechtmatigheid van de beslissing, maar ondermijnt ook het vertrouwen van burgers in de integriteit en rechtvaardigheid van het strafrechtelijk proces. Gemachtigde verzoekt de mogelijkheid te repliceren op het verweerschrift en om het Openbaar Ministerie te veroordelen in de beroeps- en proceskosten.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De beslissingen van de officier van justitie (artikel 7:26, eerste lid, Awb) moeten deugdelijk zijn gemotiveerd. Dit betekent echter niet dat altijd uitgebreid en expliciet op alle argumenten die in het beroepschrift (en bij een eventuele zitting) naar voren zijn gebracht, moet worden ingegaan. Wel moet de betrokkene in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen. In dit geval is de beslissing voldoende gemotiveerd en is er dus geen sprake van schending van het motiveringsbeginsel.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
Een enkele verklaring de gedraging niet te hebben verricht is te summier om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant die getraind is om een dergelijke gedraging te herkennen. Daarnaast mag een mobiel elektronisch apparaat vasthouden tijdens het besturen van een voertuig nooit, ongeacht de manier van gebruik. De verboden gedraging behoort tot het risico van betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
MotiveringsbeginselDe motivering van de beslissing maakt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende inzichtelijk waarom de aangevoerde grond geen doel treft. De beslissing van de officier van justitie is inzichtelijk gemotiveerd en voldoet aan artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: