Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren buiten een parkeervak, zoals aangegeven door verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van het RVV 1990. De gedraging vond plaats op 26 april 2023 om 16:29 uur op de Donk te Breda. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had wel een beroepschrift ingediend waarin werd betoogd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de betrokkene geen bord E4 zou hebben gepasseerd en de aanwezigheid van de bebording niet kon worden vastgesteld.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft echter aangevoerd dat de verbalisant fysiek aanwezig was en dat de aanwezigheid en deugdelijkheid van de bebording voorafgaand aan de controle was gecontroleerd. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen gesteld dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft de stelling van de betrokkene dat deugdelijke bebording ontbrak verworpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het beroep ongegrond is verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de verzending van deze beslissing hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.