Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Markendaalseweg in Breda op 13 mei 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 21 januari 2025, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden. Betrokkene was niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep bij de officier van justitie te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, op 7 juli 2023 eindigde. De officier van justitie ontving het beroepschrift pas op 19 juli 2023, wat te laat was.
De kantonrechter overwoog dat, hoewel artikel 6:11 van de Awb mogelijkheden biedt voor ontvankelijkheid bij termijnoverschrijding, betrokkene niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor werd het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, en de kantonrechter kwam niet toe aan de beoordeling van de boete zelf. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Verschueren, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.