Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan betrokkene, een B.V. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad op het Pieter Vreedeplein te Tilburg op 20 september 2021. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat er geen bord of aanduiding was van de doodlopende weg waar betrokkene inreed. Betrokkene moest keren en heeft hierdoor een klein stukje over het fietspad gereden, waarbij hij twee keer is geflitst. De gemachtigde stelde dat het niet ontvangen van een zaakoverzicht een schending van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebracht, wat de verdediging van betrokkene heeft geschaad.
De kantonrechter heeft overwogen dat het opleggen van meerdere boetes voor dezelfde gedraging in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018. Dit beleidskader schrijft voor dat de eerste boetebeschikking moet zijn verzonden voordat een volgende boete kan worden opgelegd. Aangezien de tweede boete was opgelegd vóór de verzending van de eerste boetebeschikking, heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de boetebeschikking vernietigd. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.392,25 toegekend aan betrokkene.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.