ECLI:NL:RBZWB:2025:1104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10917404 \ MB VERZ 24-121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Speekenbrink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een N.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, zoals aangegeven door bord E1. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De gemachtigde heeft aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat de betrokkene, werkzaam bij Enexis Tilburg, een ontheffing had om op de betreffende locatie te parkeren. De betrokkene had zijn ontheffing zichtbaar in de auto liggen en was op de locatie om werkzaamheden te controleren. De zittingsvertegenwoordiger heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, onderbouwd met het argument dat de betrokkene voldoende bewijs had geleverd van zijn ontheffing.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bevoegd was om op de locatie te parkeren, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie en de boete zijn vernietigd, en de officier van justitie is opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10917404 \ MB VERZ 24-121
CJIB-nummer : 6062 5422 5260 2166
uitspraakdatum : 17 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] N.V.
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) Achter de Heuvel te Tilburg op 25 september 2022 om 00:53 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene is als uitvoerder werkzaam bij Enexis Tilburg en hij is hoofdzakelijk aan het werk in het kernwinkelgebied van Tilburg. Betrokkene is momenteel werkzaam bij een project in de [straat 1] en aan de [straat 2]. Om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren heeft betrokkene namens Enexis een ontheffing. Daarnaast staat betrokkene zijn kenteken [kenteken] bij de Gemeente Tilburg geregistreerd. Betrokkene zet zijn auto regelmatig op de plek neer, omdat hij daar het verkeer het minst stoort en omdat er naast deze plek een trafostation en opslag voor materialen staat. Ten tijde van de vermeende gedraging was betrokkene op locatie om te controleren of bepaalde lichtmasten daar in de buurt nog brandden aangezien een dag eerder er kabelwerkzaamheden zijn uitgevoerd ter hoogte van de [straat 2]. Betrokkene had op dat moment zijn ontheffing op het dashboard achter zijn raam liggen. Gemachtigde stelt dat de boete is opgelegd wegens een van de gedragingen uit het RVV of de WVW waarvan betrokkene is ontheven, de rechtsgrond voor het opleggen van een sanctie vervalt dan ook. Daarnaast is het zaakoverzicht niet op ambtseed opgesteld en niet ondertekend, hierdoor kan er geen bijzondere bewijskracht aan toekomen. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat hij zich afvraagt of de verbalisant wel heeft gekeken of er een ontheffing achter de voorruit lag.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft voldoende aangetoond dat hij in het bezit was van een ontheffing.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bevoegd was om op de betreffende locatie te parkeren. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: