Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt in Breda op 22 september 2022. Betrokkene, die al zes jaar als Havenmeester werkt, stelde zich niet bewust te zijn van enige overtreding en betwistte de bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) die de boete had opgelegd. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de boa niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat het bord dat betrokkene passeerde geen D-bord was in de zin van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de kantonrechter twijfels had over de bevoegdheid van de boa. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie was opgelegd voor een gedraging uit het RVV 1990, terwijl de boa niet bevoegd was om deze sanctie op te leggen. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 259,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, en was openbaar uitgesproken.