ECLI:NL:RBZWB:2025:1084

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11062001 MB VERZ 24-500
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op een kruispunt in Breda op 22 september 2022. Betrokkene, die al zes jaar als Havenmeester werkt, stelde zich niet bewust te zijn van enige overtreding en betwistte de bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) die de boete had opgelegd. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de boa niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat het bord dat betrokkene passeerde geen D-bord was in de zin van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de kantonrechter twijfels had over de bevoegdheid van de boa. De kantonrechter oordeelde dat de sanctie was opgelegd voor een gedraging uit het RVV 1990, terwijl de boa niet bevoegd was om deze sanctie op te leggen. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de opgelegde boete, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 259,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedroegen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, en was openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11062001 \ MB VERZ 24-500
CJIB-nummer : 3062 5422 5338 9869
uitspraakdatum : 21 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft op de Nieuwe Prinsenkade te Breda op 22 september 2022 om 16:31 uur.
Betrokkene heeft in het administratief beroep verklaard dat hij zich van geen overtreding bewust is. Betrokkene werkt al 6 jaar als Havenmeester en maakt dan ook al 6 jaar dezelfde manoeuvre op het betreffende kruispunt (uit parkeerstand de Nieuwe Prinsenkade oprijden). Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) die de sanctie heeft opgelegd daartoe niet bevoegd was. Op grond van de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar is een boa die in Domein (Openbare ruimte) is aangesteld bevoegd om strafbare feiten op te sporen die zijn strafbaar gesteld in het RVV 1990. Voor rijdend verkeer is de boa bevoegd om een sanctie op te leggen indien er sprake is van de overtreding van de artikelen 4,5,6,8,10,28,57,60 en 82 RVV, en artikel 62 RVV juncto bijlage 1, hoofdstukken C (geslotenverklaringen) en D (rijrichting). Betrokkene stelt dat het bord die hij gepasseerd is op zijn rijroute geen D bord is in de zin van bijlage 1 van het RVV 1990. Zodoende stelt betrokkene dat de betreffende boa niet bevoegd is om de betreffende sanctie op te leggen. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De sanctie dient met 25% gematigd te worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De als “openbare ruimte” aangestelde Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Boa) die deze sanctie heeft opgelegd was niet bevoegd verbaliserend op te treden. Het bord dat betrokkene op zijn rijroute is gepasseerd is geen D bord in de zin van bijlage 1 van het RVV 1990.

Overwegingen

Gemachtigde voert aan dat de verbalisant niet bevoegd is.
De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:10797) de bevoegdheid van de ambtenaar het uitgangspunt is. Dit is slechts anders indien wat wordt aangevoerd gerede twijfel doet ontstaan omtrent de bevoegdheid van de ambtenaar. De enkele betwisting van de bevoegdheid, dan wel het in meer algemene zin aan de orde stellen daarvan door het stellen van vragen of het doen van suggesties, is daarvoor onvoldoende.
Wat de gemachtigde heeft aangevoerd geeft in dit geval echter reden om aan de bevoegdheid van de verbalisant te twijfelen. De sanctie is opgelegd voor een gedraging uit het RVV 1990, terwijl de buitengewoon opsporingsambtenaar daartoe niet bevoegd was. Een buitengewoon opsporingsambtenaar die in Domein 1 (Openbare ruimte) is aangesteld, is bevoegd om strafbare feiten op te sporen die zijn strafbaar gesteld in het RVV 1990. Nu er in deze zaak sprake is van rijdend verkeer gelden er andere regels omtrent de bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar. Het bord dat betrokkene is gepasseerd valt niet onder hoofdstuk D van bijlage 1 RVV 1990, zodoende was verbalisant niet bevoegd om de sanctie aan betrokkene op te leggen. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat de inleidende beschikking moet worden vernietigd.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50;
‒ verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de bezwaren tegen de uitbetaling van de proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Verschueren, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: