4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De verklaring van aangeefster
Op 26 augustus 2021 deed aangeefster in tegenwoordigheid van haar zoon [aangever 1] aangifte van diefstal en/of verduistering en/of afpersing en/of afdreiging van cash geld en/of sieraden gepleegd op 14 augustus in [plaats] , gepleegd door verdachte en twee medeverdachten, onder meer [medeverdachte 1] , die inmiddels is overleden. Op 18 november 2021 werd aangeefster aanvullend gehoord door de politie. Zij heeft verklaard dat zij in 2009 voor het eerst in contact kwam met medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was verbonden aan [stichting] , een organisatie die was opgezet voor het goede doel. Aangeefster leerde later ook verdachte en [medeverdachte 2] , die inmiddels ook is overleden, kennen
.Aangeefster heeft verklaard dat zij sinds 2013 werkzaam was bij [stichting] . In november 2013 werd op instructie van [medeverdachte 1] de besloten vennootschap [B.V. 4] op haar naam opgericht. Dit was een vennootschap waarbij aanzienlijke bedragen vanuit België naar de NLB Banca te Macedonië werden overgeboekt. Op 4 maart 2014 moest aangeefster vanaf haar privé rekening geld naar Macedonië overmaken voor het aanschaffen van een Lada. In de periode van januari 2014 tot begin 2015 liepen de contacten met de NLB Bank vrijwel uitsluitend via [medeverdachte 2] . Aangeefster moest betalingsopdrachten van hem ondertekenen zonder dat zij wist waarom. Op 4 mei 2015 kreeg aangeefster een telefoontje dat het geld vanaf de rekening in Macedonië was gestolen. Aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte 1] haar vanaf augustus 2017 vertelde dat aangeefster haar eigen geld zou hebben gestolen en zou hebben weggesluisd. Aangeefster heeft verklaard dat vanaf maart 2018 door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte tegen haar werd gezegd dat zij samen met anderen een samenzwering tegen [medeverdachte 1] had opgezet. Aangeefster verklaarde dat ze meermalen tegen [medeverdachte 1] zei dat ze zich dat niet kon herinneren, maar [medeverdachte 1] zei dan steeds dat ze zich dat niet wilde herinneren. De beschuldigingen werden steeds meer en de druk op aangeefster werd steeds verder opgevoerd. Aangeefster heeft ook verklaard dat zij in de periode vanaf 2017 nog diverse akten en verklaringen moest ondertekenen. Achteraf bezien was van een vrije wil noch van een goed begrip van de ondertekende stukken volgens aangeefster geen sprake.
Aangeefster heeft over de gebeurtenissen van 14 augustus 2018 verklaard dat zij die ochtend aankwam bij het huis van [medeverdachte 1] . Zij beschrijft dat [medeverdachte 1] haar vertelde dat zij energetisch diverse mensen aanviel, dat haar energie uitermate slecht en kwaadaardig was, dat zij een duivelin was en dat “het vonnis op haar kop” lag. De sfeer was grimmig. Aangeefster heeft verder verklaard dat zij haar ex-man belde om hem te ontmoeten. Zij vertelde [medeverdachte 1] later die dag dat ze haar ex-man had gebeld omdat ze zich gedwongen voelde niet meer op [stichting] te werken omdat ze ervan overtuigd was dat ze iedereen kwaad deed. [medeverdachte 1] vertelde aangeefster dat ze dan afscheid van haar nam en dat “het vonnis op haar kop” lag. Een kwartier later kwam [medeverdachte 2] met verdachte in de auto naar [stichting] . [medeverdachte 2] eiste dat aangeefster de sleutel van de poort van het terrein van [stichting] en de sleutels van het woonhuis van [medeverdachte 1] inleverde. [medeverdachte 2] zei vervolgens dat ze naar het huis van aangeefster gingen op [adres 2] in [plaats] . Verdachte is toen meegegaan met [medeverdachte 2] . Aangeefster is zelf naar haar woning gereden. Ze was in een soort shock. [medeverdachte 2] en verdachte eisten de sleutels van het pand op, evenals diverse ordners met administratie van de bedrijven [B.V. 4] en [B.V. 3] , haar sieraden en de aanwezige dollars. Aangeefster heeft verklaard dat zij dat allemaal heeft afgegeven.
De waardering van het bewijs
De rechtbank dient te beoordelen of de verklaring van aangeefster als betrouwbaar kan worden aangemerkt en vervolgens of die verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank stelt vast dat aangeefster in haar diverse verklaringen zowel bij de politie als later bij de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat haar is overkomen. In een aanloop vanaf 2013/2014 tot en met 14 augustus 2018 werd er steeds meer geestelijk overwicht op haar uitgeoefend waardoor zij op 14 augustus 2018 niet anders kon dan haar sieraden, administraties, autopapieren en contant geld af te geven, aldus aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de plannen bedacht en dat [medeverdachte 2] en verdachte steeds de (juridische) uitvoering verzorgden.
De rechtbank is van oordeel dat er steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de verklaring van aangeefster over wat haar in de jaren in aanloop naar 14 augustus 2018 en op
14 augustus zelf is overkomen. Zo werden bij de doorzoeking in de woning aan de [adres 1] in [plaats] (het werkadres van [medeverdachte 1] en het inschrijfadres van diverse instanties die te koppelen zijn aan [medeverdachte 1] en aan verdachte) de administratie van de bedrijven en de papieren van de in haar aangifte genoemde Lada aangetroffen. Daarnaast werd onder meer een rescript ex audentia aangetroffen van het internationaal onafhankelijk seculier oecumenisch kerkelijk lichaam, waarin vermeld werd dat de bruikleenovereenkomst van aangeefster van de woning/bedrijfspand aan [adres 2] / [adres 4] te [plaats] , is opgezegd per 15 juli 2018 onder bekentenis van een reeks van door haar begane misdaden, misleidingen en benadelingen. Dit stuk bevestigt dus de verklaring van aangeefster dat zij werd beschuldigd van allerlei misdaden. Wat de rechtbank daarbij van belang acht is dat volgens het transcript van het gesprek dat aangeefster kort na 14 augustus 2018 had met haar ex-man, aangeefster ook tegen hem zei dat ze in en in slecht was, dat ze haar eigen geld gestolen had in Macedonië, dat ze een complot tegen [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] ) had gesmeed en dat ze een poging had gedaan om haar te vergiftigen. Dit transcript bevestigt haar aangifte.
Daarnaast spreekt de verklaring hierover van haar zoon [aangever 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris, boekdelen. Hij verklaart dat hij zijn moeder (na terugkomst van [stichting] ) niet meer terug kende. Hij heeft bijna drie weken bij haar bed gezeten en haar hand vastgehouden en haar vragen gesteld. Hij vertelt dat zijn moeder ervan overtuigd was dat ze in de kinderhandel zat en moordplannen zou beramen tegen [medeverdachte 1] . Ze kon het zich niet herinneren, maar dacht wel dat ze het had gedaan omdat ze dat zeiden. Ze leefde eerst in een andere werkelijkheid. Na ongeveer drie weken aan het bed gezeten te hebben van zijn moeder zag [aangever 1] dat zijn moeder weer tot zichzelf kwam. Toen pas zag zij in wat er was gebeurd.
Ook ziet de rechtbank ondersteuning voor de aangifte in de bij de doorzoeking in de woning van het pand aan de [adres 1] in [plaats] aangetroffen dagboekaantekeningen van de zus van aangeefster, [zus aangeefster] , die nog steeds bij [stichting] verblijft. [zus aangeefster] beschrijft in deze dagboekaantekeningen dat [medeverdachte 1] is en dat zij, [zus aangeefster] , [medeverdachte 1] heeft verraden. Ook beschrijft [zus aangeefster]
[zus aangeefster] dat zij iedereen slecht heeft behandeld, waaronder ook verdachte en dat zij zonder de hulp zou zijn meegelift met aangeefster in de criminaliteit van diefstal, oplichting en omkoping tot zelfs moord. Deze aantekeningen geven steun aan het verhaal van aangeefster dat zij door [medeverdachte 1] en verdachte steeds als slecht en crimineel werd bestempeld
De verklaring van aangeefster wordt verder ondersteund door een aantal in het dossier genoemde documenten. Zo zit er in het dossier een bekentenis van aangeefster, opgesteld op 1 juni 2018, waarin zij stelt haar eigen geld van haar rekening van haar Nederlandse
vennootschap met de naam [B.V. 4] bij NLB NL8 Tutunska Bank Macedonië te stelen, alsmede dat ze geld van [medeverdachte 1] zou hebben gestolen en zich onroerend goed zou hebben toegeëigend. Bij de doorzoeking in de woning [adres 3] in [plaats] werd een akte van levering aangaande de verkoop van het pand aan [adres 3] in [plaats] aangetroffen. De verkoper betreft aangeefster en de koper [B.V. 5] De notaris bij deze verkoop is [verdachte] . De koper en de verkoper werden vertegenwoordigd door een gevolmachtigde. De koopsom werd door de koper aan de verkoper schuldig gebleven. De rechtbank begrijpt dat dit inhield dat aangeefster geen geld voor de verkoop van het pand heeft ontvangen. In het dossier zitten verder diverse volmachten en blijkt dat aangeefster op zeker moment ook ten aanzien van haar eigen bedrijven [B.V. 4] en [B.V. 3] geen stemrecht meer had en dat dit stemrecht overging op Vereniging [stichting] .
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangeefster zichzelf uit vrije wil op deze wijze zo zou willen benadelen en [stichting] anderzijds zo zou willen bevoordelen. Van belang in dat kader is nog dat uit het dossier volgt dat verdachte bestuurder was bij [stichting] , net als [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ook blijkt dat hij vanuit zijn beroep als notaris de stukken heeft opgesteld die aangeefster moest tekenen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 14 augustus 2018 aanwezig was in de woning van aangeefster samen met [medeverdachte 2] , maar dat hij niet weet dat zij goederen heeft afgegeven. Wel heeft hij gezien dat aangeefster in haar woning de sleutels aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. Verder heeft hij verklaard dat aangeefster heeft bekend dat zij haar eigen geld heeft gestolen.
Tussenconclusie:
Gelet op de aangifte, de consistentie van de verklaringen van aangeefster en het hiervoor genoemde steunbewijs acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en kunnen deze worden gebruikt voor het bewijs dat zij de goederen heeft afgegeven, terwijl zij onder invloed stond van verdachte en medeverdachten. Dat de sieraden en het geld niet zijn aangetroffen bij de doorzoekingen in de verschillende panden van Vereniging [stichting] , maakt deze conclusie niet anders. Nu de verklaringen betrouwbaar worden geacht, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat zij ook de sieraden en het geld heeft afgegeven.
Dwang
Aan de rechtbank ligt vervolgens de vraag voor of de gepleegde handelingen juridisch kunnen gekwalificeerd als dwang volgens artikel 284, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe dient de rechtbank te beoordelen of aangeefster door verdachte wederrechtelijk is gedwongen iets te doen. Deze dwang kan worden uitgeoefend door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen aangeefster, hetzij tegen derden.
Feitelijkheid
Het bestanddeel ‘andere feitelijkheid’ in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht omvat in beginsel elke gedraging die onder de gegeven omstandigheden iemand kan dwingen tot het betreffende gevolg en die niet beantwoordt aan een van de andere in het betreffende artikel genoemde dwangmiddelen. Om van feitelijkheden in de zin van de wet te kunnen spreken, moeten de handelingen van zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden leiden tot een zodanige psychische druk dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden. Het uitoefenen van psychische druk kan onder omstandigheden worden aangemerkt als dwang.
Uit het dossier wordt duidelijk dat sprake is geweest van een jarenlange opbouw van beschuldigingen door verdachte en zijn medeverdachten aan het adres van aangeefster. Dit werd onder meer gedaan door het haar steeds laten ondertekenen van documenten waarin zij moest verklaren dat zij een slecht mens was. Deze geestelijke beïnvloeding bouwde zich verder op tot 14 augustus 2018. Nadat aangeefster weer was verteld dat zij een duivelin was en dat zij een vonnis op haar kop had, stond zij onder zodanige druk dat zij uitgeput en willoos het geld, de sieraden, de administraties en de autopapieren meegaf aan verdachte en [medeverdachte 2] .
Er was sprake van een techniek waarbij geestelijk overwicht werd uitgeoefend, meer specifiek binnen de tenlastelegging genoemd als undue influence, coercive control en gaslighting. De rechtbank begrijpt uit openbare bronnen (internet) dat undue influence staat voor een psychologisch proces waarbij de vrije wil en het oordeel van een persoon wordt verdrongen door die van een ander. Coercive control betreft volgens die openbare bronnen een methode waarbij daders hun slachtoffer sociaal, fysiek en emotioneel isoleren, ze denigreren hen dagelijks, verwarren en manipuleren hen, bedreigen en intimideren, controleren hen veelvuldig, jagen ze angst aan en onderdrukken actief alledaagse wensen en behoeftes van slachtoffers. Coercive control is ernstige emotionele en psychische mishandeling. Gaslighting is een techniek waarbij iemand de waarheid verdraait om zo een ander steeds meer aan zichzelf te laten twijfelen. De rechtbank stelt vast dat de handelingen van verdachte en de medeverdachten onder deze drie genoemde technieken vielen die los van elkaar en soms ook in samenhang tegen aangeefster werden gebruikt.
Wederrechtelijkheid
Het bestanddeel wederrechtelijk wordt in het algemeen uitgelegd als ‘in strijd met het recht’ of ‘aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid’. In het kader van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht heeft het bestanddeel echter een meer specifieke betekenis gekregen, te weten ‘zonder bevoegdheid’. Door op deze manier iemand zijn goederen af te laten geven, is er naar het oordeel van de rechtbank wederrechtelijk en zeker met een aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid gehandeld.
Opzet
Ten slotte vereist artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht dat sprake is van opzet, gericht op het dwingen en de wederrechtelijkheid van de gedragingen. De rechtbank is van oordeel dat willens en wetens technieken op aangeefster zijn toegepast waarbij door [medeverdachte 1] , maar ook door [medeverdachte 2] en verdachte geestelijk overwicht werd uitgeoefend teneinde aangeefster ertoe te bewegen om al haar bezittingen af te staan. Van vol opzet is dan ook sprake.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplegen van het hem tenlastegelegde feit. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn inmiddels overleden en om die reden is het recht tot stafvervolging in de strafprocedures jegens hen vervallen. Er was destijds sprake van medeplegen. Bij het begaan van het strafbaar feit was sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Er was sprake van een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en deze medeverdachten. Waar [medeverdachte 1] bedacht hoe de beïnvloeding van aangeefster plaats moest vinden, hebben verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] de uiteindelijke juridische stukken opgesteld teneinde aangeefster ertoe te bewegen al haar bezittingen over te dragen aan [stichting] , waarvan zij in het bestuur zaten. Op de bewuste dag waren het verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die aangeefster hebben bewogen tot de afgifte van het geld, de sieraden, de administratie en de autopapieren van de Lada. Gelet hierop acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.