ECLI:NL:RBZWB:2025:1042

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
25/485
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een besluit tot woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst. De burgemeester had op 21 januari 2025 besloten om de woning van verzoekster voor drie maanden te sluiten, omdat er 960,9 gram hennep in de woning was aangetroffen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester niet alle relevante feiten en omstandigheden voldoende heeft meegenomen in de redelijkheidstoets. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het besluit toegewezen, omdat er twijfels bestonden over de evenredigheid van de sluiting en de gevolgen daarvan voor verzoekster, die zorg nodig heeft. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de sluiting van de woning niet mag plaatsvinden tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoekster. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/485
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 februari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

De burgemeester van de gemeente Hulst.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Woonstichting Hulst uit Hulst (de Woonstichting).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester om haar woning te sluiten op grond van de Opiumwet.
1.1.
Met het bestreden besluit van 21 januari 2025 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekster voor drie manden te sluiten vanaf 7 februari 2025 wegens de vondst van 960,9 gram hennep in de woning. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester is niet bereid om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. Op 29 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel genomen en bepaald dat het bestreden besluit wordt opgeschort tot twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter. [1]
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en [naam 1] en [naam 2] namens de burgemeester.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij de vraag of de gronden van verzoekster naar verwachting tot herziening van het besluit moeten leiden.
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om op te treden. Er is een hoeveelheid hennep aangetroffen die de burgemeester als handelshoeveelheid mocht beschouwen. Het is voor het vaststellen van de bevoegdheid van de burgemeester niet van belang van wie de hennep is.
2.3.
De burgemeester moet ook afwegen of het sluiten van de woning evenredig is. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat zij niet alle betrokken feiten en belangen voldoende bij deze afweging heeft betrokken.
De woningsluiting is wel geschikt om overlast en drugshandel tegen te gaan. De voorzieningenrechter heeft twijfels over de noodzaak daarvan. Daaraan zal de burgemeester in de beslissing op bezwaar nog aandacht moeten besteden. Dat er sprake is geweest van overlast van verzoekster en ook haar bezoekers is weliswaar gedocumenteerd, doch uit de stukken wordt niet duidelijk dat het gaat om overlast die voortvloeit uit of samenhangt met de drugs.
Voorts is naar voorlopig oordeel de sluiting niet evenwichtig. Vast staat dat verzoekster zorg nodig heeft Onweersproken is gesteld dat verzoekster zorg nodig heeft en dat zij zelfs inmiddels een Wlz indicatie tot opname heeft. De burgemeester heeft in de belangenafweging onvoldoende aandacht besteed aan de wijze waarop de zorg plaats kan vinden en of gewacht kan worden met de sluiting totdat verzoekster een plek heeft in de Wlz-instelling. Het dossier bevat hierover weinig gegevens.
Daarnaast speelt de aard van de klachten een rol. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat verzoekster drugs gebruikt en omdat de hennep op zoveel plekken in huis lag, kan het bijna niet anders dan dat ze kennis had van de aanwezigheid daarvan. Er zijn aanwijzingen dat verzoekster niet bij machte om op te treden tegen degene die de hennep in haar huis heeft gebracht. Die is echter aangehouden en uit de woning vertrokken, zodat hij in de woning geen rol meer speelt.
Daarnaast zijn er weinig concrete aanknopingspunten om uit te gaan van overlast door drugshandel. Volgens het politierapport is er bij de politie geen overlast bekend. De meldingen bij de Woonstichting zijn anoniem en een deel gaat niet over drugs, maar over ruzie, overlast en bedreigingen.
De burgemeester moet deze omstandigheden meenemen in de heroverweging in bezwaar. In het bestreden besluit is hier te weinig aandacht aan besteed.
2.4.
Er is reden is om te twijfelen of het genomen besluit in bezwaar in stand kan blijven. De sluiting is, met alle schade die het mogelijk ontbreken van hulp aan verzoekster toe kan brengen, onomkeerbaar. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het besluit van de burgemeester van 21 januari 2025 te schorsen tot twee weken na de beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de burgemeester de woning niet mag sluiten tot twee weken nadat zij een beslissing op het bezwaarschrift van verzoekster genomen heeft.
3.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft . Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. Zij heeft een verzoekschrift ingediend en is ter zitting verschenen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
Het griffierecht bedraagt € 194,-.
4. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat het bestreden besluit van 21 januari 2025 wordt geschorst tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2025 door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C. Mes, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:424