ECLI:NL:RBZWB:2025:1021

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
24/6529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak over informatieve e-mail van wethouder

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 februari 2025, wordt het beroep van eiser behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een e-mail van 23 augustus 2024 van wethouder [wethouder] van de gemeente Tilburg, waarin deze aangeeft niet meer te reageren op vragen van eiser over bodemverontreiniging in het ontwikkelingsgebied '[locatie]'. De rechtbank oordeelt dat zij onbevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen, omdat de e-mail geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft op 28 augustus 2024 een beroepschrift ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de e-mail van de wethouder enkel informatief van aard is en niet gericht is op het creëren van rechtsgevolgen. De rechtbank legt uit dat een beroep bij de bestuursrechter alleen kan worden ingesteld tegen een besluit, zoals gedefinieerd in artikel 1:3 van de Awb. De e-mail bevat geen publiekrechtelijke rechtshandeling en is dus niet aan te merken als een besluit.

De rechtbank concludeert dat er geen grondslag is voor eiser om beroep in te stellen tegen de e-mail, en verklaart zich onbevoegd. Er wordt geen griffierecht geheven en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak van

[eiser], uit [plaats], eiser.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld omdat eiser het niet eens is met het bericht van [wethouder] om niet meer te reageren op vragen van eiser over bodemverontreiniging in ontwikkelingsgebied “[locatie]”.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft op 28 augustus 2024 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Het beroep van eiser is ingesteld tegen een e-mail van 23 augustus 2024 van [wethouder] van de gemeente Tilburg.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is de rechtbank onbevoegd om van het beroepschrift kennis te nemen, omdat de e-mail van 23 augustus 2024 van [wethouder] geen besluit is in de zin van de Awb. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij tot dit oordeel komt.
4. Beroep bij de bestuursrechter kan alleen worden ingesteld tegen een besluit, zo volgt uit artikel 8:1 van de Awb. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat uitgelegd wat onder besluit wordt verstaan. Dit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is volgens de wetgever een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Een beslissing heeft onder andere rechtsgevolg als zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen.
5. Het is dus de vraag of sprake is van een beslissing inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.1.
De e-mail van [wethouder] van 23 augustus 2024 is aan eiser gestuurd in reactie op de vraag van eiser om uitleg te geven over bodemsanering en de daaraan verbonden uitgaven. [wethouder] merkt op dat hij de vraag van eiser niet kan beantwoorden, omdat de gemeente Tilburg niet de opdrachtgever van de sanering is. Verder laat de wethouder weten niet meer te reageren op vragen van eiser over de bodemverontreiniging.
5.2.
Eiser heeft ter zitting zijn zorgen geuit over de bodemverontreiniging en de volgens hem gebrekkige sanering ervan voorafgaand aan de bouw van woningen op het terrein. Hij meent dat de gemeente Tilburg daarvoor verantwoordelijkheid moet nemen en dat de uitlating van de wethouder er een blijk van is dat de gemeente dat niet doet. Verder heeft eiser toegelicht dat zijn vraag aan [wethouder] is gericht op het verkrijgen van het standpunt van de gemeente Tilburg over de bodemverontreiniging en saneringsprocedure. De rechtbank stelt vast dat de vraag van eiser geen verzoek is om documenten over een bepaald onderwerp openbaar te maken in de zin van de Wet open overheid.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de e-mail van 23 augustus 2024 van [wethouder] alleen informatief van aard is. De rechtbank stelt vast dat de informatie in ieder geval niet is bedoeld om een rechtsgevolg in het leven te roepen. De betreffende e-mail is daarom niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Daardoor bestaat voor eiser geen grondslag om tegen de e-mail beroep bij de bestuursrechter in te stellen.
5.4.
Omdat de rechtbank geen aanknopingspunt ziet voor het oordeel dat de mededeling van de wethouder een besluit in de zin van de Awb bevat, kan deze procedure niet leiden tot het door eiser gewenste resultaat.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank is onbevoegd om van het beroepschrift kennis te nemen. Omdat de rechtbank onbevoegd is, mag zij de zaak niet inhoudelijk behandelen.
7. Omdat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het beroep zal geen griffierecht worden geheven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M.A. Vissers, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.