ECLI:NL:RBZWB:2025:1000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
11404605 \ VV EXPL 24-101 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na afloop van een huurovereenkomst met een eisvermeerdering voor schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder had de huurovereenkomst voor een woning voor bepaalde tijd van één jaar aangegaan met de huurder, die de woning niet heeft ontruimd na het verstrijken van de huurovereenkomst op 9 november 2024. Ondanks herhaalde verzoeken van de verhuurder om de woning te ontruimen, heeft de huurder dit nagelaten, wat heeft geleid tot de vordering van de verhuurder om ontruiming af te dwingen. De huurder was niet verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming en dat de vordering hoogstwaarschijnlijk in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De eisvermeerdering van de verhuurder voor schadevergoeding werd echter afgewezen, omdat deze niet tijdig bij exploot aan de huurder was kenbaar gemaakt. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 901,72, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11404605 \ VV EXPL 24-101
Vonnis in kort geding van 30 januari 2025
in de zaak van
[verhuurder],
wonende in [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [verhuurder],
gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen,
tegen
[huurder],
wonende in [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder],
niet in de procedure verschenen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding van 26 november 2024 met producties en de akte vermeerdering van eis met aanvullende producties van 9 januari 2025.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Tijdens de mondelinge behandeling was mevrouw [verhuurder] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde mr. B.F.J. Bollen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis vervolgens op vandaag bepaald.

2.De vordering

2.1.
[verhuurder] vordert in deze kort geding procedure - samengevat en na vermeerdering van eis - om [huurder] te veroordelen om de woning aan het [adres] (verder: de woning) te ontruimen, te verlaten, ontruimd en verlaten te houden en de sleutels en andere toebehoren aan [verhuurder] ter beschikking te stellen. In haar vermeerdering van eis vordert [verhuurder] veroordeling van [huurder] om een schadevergoeding te betalen voor het gebruik van de woning na het einde van de huurovereenkomst voor een bedrag van € 1.295,00 per maand tot het moment van daadwerkelijke oplevering.
2.2.
[verhuurder] heeft daarbij aangevoerd dat zij vanaf 13 november 2023 aan [huurder]
de woning heeft verhuurd. De huurovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van één jaar met ingangsdatum 10 november 2023 en einddatum 9 november 2024. Op 30 september 2024 heeft [verhuurder] per e-mail aan [huurder] bevestigd dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op 9 november 2024. [huurder] heeft daarop per Whatsapp gevraagd of de mededeling formeel is. In reactie daarop heeft [verhuurder] aan [huurder] per Whatsapp bevestigd dat de huurovereenkomst eindigt. Op het verzoek namens [verhuurder] om de woning leeg op te leveren op 9 november 2024 heeft [huurder] afwijzend gereageerd. Ook op de sommatie heeft hij afwijzend gereageerd. [huurder] heeft daarbij aangegeven dat [verhuurder] telefonisch zou hebben toegezegd dat hij de woning nog langer mocht huren, maar dat betwist [verhuurder] en [huurder] heeft daarvan geen bewijs overgelegd. [huurder] heeft de woning niet op tijd ontruimd en ter beschikking gesteld aan [verhuurder]. Daarmee schiet hij tekort in zijn opleververplichting op grond van de huurovereenkomst. Bovendien kan [verhuurder] de woning zo niet verkopen en lijdt zij schade voor een bedrag van € 1.295,00 per maand.

3.De beoordeling

3.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat er feiten of omstandigheden zijn die meebrengen dat vanwege spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2.
Het spoedeisend belang van [verhuurder] bij haar vordering wordt gezien de aard van de vordering aangenomen.
3.3.
[huurder] is, hoewel behoorlijk gedagvaard met inachtneming van de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, niet in deze procedure verschenen. Daarom is tegen hem verstek verleend.
3.4.
[huurder] heeft geen verweer gevoerd tegen de stellingen van [verhuurder] en haar reactie op het verweer van [huurder]. Daarom en op basis van de door [verhuurder] overgelegde stukken, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [verhuurder].
3.5.
De vordering van [verhuurder] komt de kantonrechter, uitgezonderd van de hierna te bespreken vermeerdering van eis, die zal worden afgewezen, ook niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal hoogstwaarschijnlijk in een bodemprocedure ook worden toegewezen. De kantonrechter zal de vordering daarom bij wijze van voorlopige voorziening toewijzen, met inachtneming van het volgende.
3.6.
[verhuurder] heeft haar akte vermeerdering van eis tot betaling van een schadevergoeding aan de rechtbank gestuurd. Deze vermeerdering van eis heeft zij per e-mail van 9 januari 2025 ook aan [huurder] gestuurd. Wanneer, zoals in dit geval, een partij niet in het geding is verschenen, is een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij uitgesloten, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan hem kenbaar heeft gemaakt [1] . Omdat gesteld noch gebleken is dat een dergelijk exploot is uitgebracht, moet de eisvermeerdering buiten beschouwing worden gelaten.
3.7.
[huurder] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verhuurder] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
901,72
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding,
4.1.
veroordeelt [huurder] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [verhuurder] zijn, en de sleutels af te geven aan [verhuurder];
4.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 901,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [huurder] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 130 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.