ECLI:NL:RBZWB:2025:100

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
AWB-23_9167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende had op 25 mei 2023 haar auto geparkeerd aan de [straat] te Tilburg, zonder parkeerbelasting te betalen. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op van € 56,77, welke door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet kan aantonen dat zij zich op een laad- en losparkeerplek bevond, zoals zij claimde. De rechtbank stelt vast dat de situatie waarin de belanghebbende zich bevond niet voldoet aan de criteria voor onmiddellijk laden of lossen, en dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht heeft opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de objectieve aard van de parkeerbelasting geen ruimte biedt voor redelijkheid en billijkheid in dit geval. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is, en de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt haar griffierecht niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 augustus 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 18 september 2024 laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. In deze brief is een termijn voor een reactie gegeven tot 16 oktober 2024. Omdat partijen naar aanleiding van die brief niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 20 december 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] (de auto) stond op 25 mei 2023 omstreeks 21:08 uur geparkeerd aan de [straat] te Tilburg. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is (door parkeercontroleurs) geconstateerd dat daarvoor geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende met dagtekening 30 mei 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 56,77 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 3 en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. Vast staat dat belanghebbende de auto op 25 mei 2023 heeft geparkeerd aan de [straat] te Tilburg. Ook staat vast dat ten tijde van de controle om omstreeks 21:08 uur voor die auto geen parkeerbelasting was betaald. Het debat tussen partijen richt zich op de vraag of ten tijde van de controle belanghebbende parkeerbelasting was verschuldigd en zo ja, naar de rechtbank begrijpt, of belanghebbende kan worden verweten dat zij deze belasting niet heeft betaald.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij op een ‘laad- en losparkeerplek’ stil stond om snel bij haar ‘in de [straat]’ wonende broer een sleutel in de brievenbus te doen. Ten tijde van dat stilstaan had zij haar ‘gevarenlichten’ aan en zat haar schoonmoeder nog in de auto. Het stilstaan heeft maximaal twee minuten geduurd. Volgens belanghebbende mocht zij daar met haar ‘gevarenlichten’ aan voor korte duur stil staan. Verder stelt belanghebbende dat de scanauto twee keer langs moet rijden zodat de burger tijd krijgt om te betalen.
3.3.
Volgens vaste jurisprudentie dient onder ‘onmiddellijk laden of lossen’ te worden verstaan het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stiltand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Van parkeren ten behoeve van het laden en lossen is ook geen sprake wanneer onmiddellijk personen in- of uitstappen of onmiddellijk zaken worden geladen of gelost. [1] De bewijslast dat sprake is van onmiddellijk laden of lossen ligt op degene die zich op deze uitzondering beroept.
3.4.
Dat betekent dat het in dit geval op de weg van belanghebbende ligt om aannemelijk te maken dat sprake was van onmiddellijk laden of lossen van zaken. [2] Daarin is belanghebbende niet geslaagd. De rechtbank is van oordeel dat de door belanghebbende omschreven situatie, te weten (in de directe omgeving) een sleutel in de brievenbus van een (huis)adres doen, niet voldoet aan de criteria voor laden en lossen.
3.5.
Het standpunt van belanghebbende dat een scanauto twee keer langs moet rijden, zodat een burger de tijd krijgt om de parkeerbelasting te betalen, behoeft geen bespreking. Hiermee impliceert belanghebbende immers dat zij wel parkeerbelasting heeft betaald, maar dat die betaling als niet tijdig is aangemerkt. In deze zaak staat vast dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft betaald.
3.6.
Belanghebbende is niet in het bezit van een parkeervergunning om aan de onder 3. genoemde straat de auto te mogen parkeren.
3.7.
De Verordening biedt geen ruimte voor de kennelijk door belanghebbende gevraagde redelijkheid en billijkheid. De parkeerbelasting is een zogenoemde objectieve belasting, waarbij opzet, schuld en intentie geen rol spelen. In dit kader is mede van belang dat de gemeente Tilburg geen onderscheid kent tussen lange en korte parkeerperiodes en wordt er, vanwege de objectieve aard van de parkeerbelasting, geen rekening gehouden met de bedoeling waarmee personen een auto parkeren. De andere door belanghebbende gestelde omstandigheden (onder meer dat de motor van de auto aan heeft gestaan, dat de alarmlichten knipperden en dat er nog iemand in de auto zat) zijn dan ook niet relevant.
3.8.
Gezien het voorgaande dient het voormelde handelen van belanghebbende te worden aangemerkt als parkeren als bedoeld in de Verordening en ook dat daarvoor parkeerbelasting moest worden betaald, wat ten onrechte niet is gebeurd. Niet is gebleken dat er sprake is van een uitzonderingsregel, bijvoorbeeld dat er sprake is van onmiddellijk laden en lossen als bedoeld in rechtsoverweging 3.3. Dat betekent dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
3.9.
Ten slotte wordt overwogen dat een naheffingsaanslag parkeerbelasting niet meer is dan het alsnog in rekening brengen van de verschuldigde parkeerbelasting en de gemaakte kosten voor de naheffing.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft.
4.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende haar griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 10 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 1, onder a, van de Verordening
2.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:654, r.o. 4.2.5.