ECLI:NL:RBZWB:2025:1

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
AWB 24_3185
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken beoordeeld. Eiser had op 30 juni 2023 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout op 21 juli 2023 was afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 1 maart 2024. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Eiser beschikt over een garage op eigen terrein, die volgens het beleid van het college als parkeergelegenheid wordt beschouwd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn garage onbruikbaar is voor het parkeren van een auto. De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de aanvraag in lijn is met het beleid, dat stelt dat aanvragers zonder eigen parkeergelegenheid in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats.

Daarnaast behandelt de rechtbank de argumenten van eiser over het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Eiser stelt dat het college hem een oplossing had beloofd, maar de rechtbank concludeert dat er geen toezegging is gedaan die het college verplichtte om de aanvraag goed te keuren. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de omstandigheden van de andere gevallen niet vergelijkbaar zijn met die van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3185

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 1 maart 2024 inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft op 30 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
4.1.
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 21 juli 2023 afgewezen.
4.2.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 3 augustus 2023.
4.3.
De Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht Oosterhout heeft op 29 februari 2024 geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
4.4.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Afwijzing aanvraag
5. Eiser heeft betoogd dat hij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nodig heeft. Zijn garage is niet geschikt om in te parkeren omdat hij de deur van de auto volledig open moet doen om te kunnen in- en uitstappen. Hij heeft een groot gezin en heeft daarvoor een auto van bovengemiddelde omvang nodig.
5.1.
Het college heeft gesteld dat zij de aanvraag heeft afgewezen omdat eiser beschikt over eigen parkeergelegenheid. De garage voldoet aan de afmetingen om erin te kunnen parkeren en is daarmee fysiek bruikbaar.
5.2.
Het college komt bij het (al dan niet) nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe, welke het college kan invullen met beleidsregels. [1] Het college heeft beleidsregels opgesteld voor de toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken (hierna: het beleid).
Op grond van artikel 2 van het beleid komt een aanvrager niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken als hij of zij beschikt over eigen parkeergelegenheid (na)bij zijn of haar woning. Hieronder wordt onder meer een garage op eigen terrein verstaan, mits de eigen parkeergelegenheid fysiek bereikbaar en bruikbaar is of kan worden gemaakt.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser beschikt over een garage op eigen terrein. In beginsel wordt de aanvraag dan afgewezen. Dit is enkel anders indien de garage onbereikbaar of onbruikbaar is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn garage niet bruikbaar is om een auto in te parkeren. Uit de foto’s die eiser heeft overgelegd blijkt niet dat in zijn garage onvoldoende ruimte is om de deur van de auto te openen en te kunnen in- en uitstappen. Het college heeft daarnaast gemotiveerd dat de afmetingen van de garage geen belemmering opleveren om hierin een auto met gemiddelde omvang te parkeren. De aanvraag is in lijn met het beleid afgewezen.
5.4.
Het feit dat eiser een grote auto heeft voor zijn grote gezin, betekent nog niet dat sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor het onevenredig is om de aanvraag af te wijzen. Het college heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van het beleid.
Vertrouwensbeginsel
6. Een beleidsmedewerker heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiser op 21 februari 2024 per mail een alternatief voorstel gedaan aan eiser. Het college ziet een mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te realiseren voor de ingang van de garage van eiser. Er wordt dan een bord geplaatst voor de ingang van de garage, waardoor de garage niet meer toegankelijk is met zijn auto. Eiser heeft gereageerd dat dit geen geschikte oplossing is. De oplossing is namelijk niet praktisch voor zijn gezin. Zijn vrouw maakt gebruik van de garage om boodschappen vanuit de auto in en uit te laden. Naar aanleiding van de reactie van eiser, is het college met het bestreden besluit overgegaan tot afwijzing van de aanvraag.
6.1.
Eiser heeft betoogd dat het college heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. Aan hem is een oplossing beloofd. Als hij had geweten dat het afwijzen van het voorstel zou leiden tot afwijzing van de aanvraag, had hij het niet direct afgewezen.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. Het college heeft met het voorstel in de mail van 21 februari 2024 geprobeerd mee te denken met eiser, maar heeft daarbij geen toezegging gedaan dat een andere oplossing aan eiser zou worden aangeboden die eiser volledig schikt. Voor zover tijdens de hoorzitting een toezegging is gedaan, is het college die nagekomen met het voorstel waar overigens eiser zelf zich in kon vinden.
6.3.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het college ter zitting heeft toegelicht dat enkel de oplossing die aan eiser is aangeboden, een mogelijkheid is. Het is niet mogelijk om het verkeersbord te verplaatsen waardoor de garage wel toegankelijk zou blijven. Daarmee blijft de toegang tot de parkeergarage namelijk een inrit, waardoor parkeren ter plaatse niet is toegestaan.
Gelijkheidsbeginsel
7. Eiser heeft betoogd dat het college heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft foto’s overgelegd van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op het [adres] . De gehandicaptenparkeerplaats staat voor een woning met een garage. De garage is bereikbaar.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op dat adres is toegekend onder het voorgaande beleid. Onder dat beleid golden er andere voorwaarden. Er is daarmee geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 2 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84 van de Awb
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Beleidsregels voor de toekenning van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken
Artikel 1 van het beleid
Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken dient de aanvrager:
  • in het bezit te zijn van een Europese gehandicaptenparkeerkaart als bestuurder die nog minimaal 6 maanden geldig is ten tijde van de aanvraag;
  • volgens de Gemeentelijke Basisregistratie Personen (BRP) te staan ingeschreven op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd;
  • of één van de bewoners van het huishouden van aanvrager of een motorvoertuig te beschikken.
Artikel 2 van het beleid
Aanvrager komt niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken als hij/zij beschikt of kan beschikken over eigen parkeergelegenheid (na)bij zijn/haar woning.
Onder eigen parkeergelegenheid (na)bij de woning wordt verstaan:
  • een oprit met de mogelijkheid tot parkeren op eigen terrein;
  • een garage of carport op eigen terrein of binnen een loopafstand van 100 meter van de woning;
  • een parkeerplaats in een (gemeenschappelijke) parkeergarage of op een (gemeenschappelijk) parkeerterrein dat is gebouwd (mede) ten behoeve van de woning van aanvrager;
mits de eigen parkeergelegenheid fysiek bereikbaar of bruikbaar is of kan worden gemaakt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5894.