In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken beoordeeld. Eiser had op 30 juni 2023 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout op 21 juli 2023 was afgewezen. Eiser maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 1 maart 2024. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen. Eiser beschikt over een garage op eigen terrein, die volgens het beleid van het college als parkeergelegenheid wordt beschouwd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn garage onbruikbaar is voor het parkeren van een auto. De rechtbank wijst erop dat de afwijzing van de aanvraag in lijn is met het beleid, dat stelt dat aanvragers zonder eigen parkeergelegenheid in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats.
Daarnaast behandelt de rechtbank de argumenten van eiser over het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Eiser stelt dat het college hem een oplossing had beloofd, maar de rechtbank concludeert dat er geen toezegging is gedaan die het college verplichtte om de aanvraag goed te keuren. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de omstandigheden van de andere gevallen niet vergelijkbaar zijn met die van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt.