5.2.De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Sprake van een in het Bor aangewezen geval?
6. Het college heeft aan het verlenen van de omgevingsvergunning ten grondslag gelegd dat sprake is van een situatie van artikel 4, aanhef en onder 5, van het Bor: een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter. Tussen partijen is niet in geschil dat de zendmast daaraan voldoet en de rechtbank ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen. Het college was in beginsel bevoegd de omgevingsvergunning te verlenen.
Goede ruimtelijke ordening: gezondheidseffecten?
7. Het college heeft beleidsregels opgesteld waarmee hij verdere invulling geeft aan de bevoegdheid om op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° gelezen in samenhang met artikel 4, onderdeel 5 van het Bor, een omgevingsvergunning te verlenen.
Deze beleidsregels zijn de Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden 2016 (Beleidsregels). Artikel 10 van de beleidsregels bevat aanvullende voorwaarden waaronder er in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een antenne-installatie. Het college heeft gesteld dat de zendmast aan deze voorwaarden voldoet. Eiseres heeft dat niet betwist.
8. Dat de zendmast aan de Beleidsregels voldoet, betekent niet dat de omgevingsvergunning niet zou kunnen worden geweigerd wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Bij beantwoording van de vraag of er sprake is van strijd is met de goede ruimtelijke ordening, heeft het bevoegd gezag beleidsruimte en moet het de betrokken belangen afwegen. Gezondheidseffecten en voorzorg kunnen van betekenis zijn bij de door een bestuursorgaan te maken afweging.
9. In reactie op de stelling van eiseres dat vanwege de gezondheidsrisico’s had moeten worden afgezien van vergunningverlening, heeft het college in het bestreden besluit gesteld dat het college onvoldoende deskundig is om de gezondheidseffecten van antennemasten zelf te beoordelen. Voor de afweging van belangen is het college afhankelijk van de rijksoverheid en erkende wetenschappelijke instituten die hierover advies geven. De Gezondheidsraad, de Wereldgezondheidsorganisatie, het RIVM en het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid beoordelen alle beschikbare onderzoeken over antenne opstelpunten/elektromagnetische velden en gezondheid in samenhang met elkaar. Deze instituten komen tot de conclusie dat draadloze apparatuur, waaronder antennes voor mobiele communicatie en die voor 5G, veilig te gebruiken zijn, zolang wordt voldaan aan de blootstellingslimieten. Voor het plan is uitgegaan van de door de International Commission on Non lonizing Radiation Protection (ICNIRP) vastgestelde limieten die de rijksoverheid hanteert voor de blootstelling van straling. Overschrijding van deze vastgestelde limieten doet zich niet voor en er is geen sprake van sterke wetenschappelijke aanwijzingen dat elektromagnetische velden ernstige effecten op de gezondheid hebben, als de blootstellingslimiet niet wordt overschreden. Omdat wordt voldaan aan de ter zake door de rijksoverheid gehanteerde blootstellingslimieten zal de straling die van de antennemast zal uitgaan volgens het college geen gevaar voor de gezondheid van omwonenden opleveren.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat in Nederland ten onrechte wordt vastgehouden aan de blootstellingsnormen van ICNIRP. Die normen zijn te hoog. Steun daarvoor vindt eiseres in het feit dat de normen in diverse landen rondom Nederland ruim lager zijn vastgesteld.
11. De rechtbank overweegt dat elektromagnetische straling in sterkte afneemt, naar mate de afstand tot de bron toeneemt. Eiseres woont op circa 500 meter van de voorgenomen locatie van de zendmast. De veldsterkte ter plaatse van de woning van eiseres zal vanwege de afstand tot de mast beduidend lager zijn dan ter plaatse van de mast. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding voor een algemene beoordeling van de aanvaardbaarheid van de blootstellingslimieten van ICNIRP als grens voor de bescherming van de volksgezondheid. De rechtbank merkt in algemene zin wel op dat de omstandigheid dat andere landen lagere normen hanteren, niet automatisch betekent dat de blootstellingslimieten van ICNIRP onjuist zouden zijn.
11. Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat de gezondheidsrisico’s als gevolg van elektromagnetische velden wel wetenschappelijk zijn aangetoond. Ter onderbouwing daarvan heeft eiseres onder meer gewezen op het boek “Alledaagse stralingsoverlast” van Susan Pocket en op het standpunt hierover van prof. dr. ir. [naam 2] , voormalig voorzitter van de commissie elektromagnetische velden van de Gezondheidsraad.
13. Dit betoog slaagt niet. In de documenten waarnaar eiseres verwijst is in het algemeen gesteld dat gezondheidseffecten vanwege electromagnetische velden kunnen optreden, maar daaruit blijkt niet dat de gezondheidsrisico’s op een afstand van een antennemast vergelijkbaar met de afstand tot de woning van eiseres zodanig groot zijn dat het college geen omgevingsvergunning had mogen verlenen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres zelf heeft gesteld dat een afstand van 500 meter tot een zendmast als veilige afstand wordt beschouwd.
14. Eiseres heeft tot gesteld dat vergunningverlening in strijd is met artikel 4, eerste lid, onder c en d van het VN-Verdrag Handicap en de Wet gelijke behandeling op grond van Handicap of chronische ziekte en dat sprake is van discriminatie. Ook dit betoog slaagt niet omdat eiseres deze beroepsgrond verder niet heeft onderbouwd. Daarbij overweegt de rechtbank dat toetsing aan een artikel van een verdrag alleen kan plaatsvinden als dit artikel rechtstreekse werking heeft. Los daarvan is zonder toelichting niet duidelijk op welke manier uit het Verdrag en de Wet gelijke behandeling volgt dat het college wegens de handicap van eiseres van vergunningverlening had moeten afzien.