ECLI:NL:RBZWB:2024:979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418143 / FA RK 24/247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor een cliënt, geboren in 1938. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de zorgbehoefte van de cliënt, die lijdt aan dementie en daarbij ernstige geheugen- en oriëntatieproblemen vertoont. De cliënt heeft een achteruitgang in zijn toestand ervaren, waardoor hij 24-uurs zorg en ondersteuning nodig heeft, die zijn echtgenote niet meer kan bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2024 waren de cliënt, zijn echtgenote, zijn zoon en de casemanager dementie aanwezig. De cliënt verzet zich tegen opname, maar de casemanager en de familie steunen het verzoek van het CIZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, zoals levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 5 augustus 2024. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Dun en is op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418143 / FA RK 24/247
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 5 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in
artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1938 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 18 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de aanvraag van 16 januari 2024;
- de medische verklaring van 15 januari 2024;
- het indicatiebesluit van 15 november 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024, aan voormeld woonadres.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de echtgenote van cliënt;
- de zoon van cliënt;
- mevrouw [naam] , casemanager dementie.

2.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt antwoordt op de vraag van de behandelend rechter of hem duidelijk is waarvoor hij langs komt dat hij heeft begrepen dat zijn echtgenote niet langer veilig samen met hem onder één dak zou kunnen leven. Dit is naar zijn mening niet het geval. Wel lijkt het erop dat zijn echtgenote zich tekort gedaan voelt, echter kan hij daar weinig aan veranderen. Verder vindt hij niet dat hij ziek is. Er bestaat daarom ook geen behoefte bij hem om in een zorgaccommodatie te worden opgenomen.
3.2
De casemanager dementie licht toe dat bij cliënt in 2021 de diagnose dementie is gesteld. Cliënt kampt met geheugen- en oriëntatieproblemen in tijd, plaats en persoon. Met name gedurende het afgelopen jaar wordt in sterke mate een achteruitgang waargenomen, die maakt dat hij in toenemende mate overdag en ook in de nachtelijke uren sturing en ondersteuning behoeft. Cliënt heeft tevens als gevolg van een val van een ladder hoofdletsel opgelopen. Cliënt is daarom aangewezen op continue zorg, sturing en toezicht, waarmee feitelijk zijn echtgenote is belast. Die zorg en ondersteuning wordt echter niet consequent door cliënt geaccepteerd, wat zorgt voor onderlinge spanningen. Bij elkaar heeft dit ervoor gezorgd dat de echtgenote van cliënt overbelast is geraakt. Getracht is haar te ontlasten door het ophogen van de al ingezette dagbesteding, maar gebleken is dat cliënt daar geen aansluiting vindt. Bij wijze van alternatief is tevens geprobeerd dagopvang in te zetten via [ouderenzorgorganisatie], welke verpleeg- en zorginstelling echter onvoldoende bleek toegerust op het bieden van één op één begeleiding, die voor cliënt nodig is. De casemanager ondersteunt dan ook het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf. Tenslotte geeft de casemanager nog aan dat haar is gebleken uit een tijdens de mondelinge behandeling gevoerd telefoongesprek dat er voor cliënt een plek beschikbaar is gekomen, te weten in een zorgaccommodatie te [plaats].
3.3
De echtgenote en de zoon van cliënt sluiten zich aan bij hetgeen door de casemanager dementie naar voren is gebracht. De echtgenote van cliënt merkt aanvullend op dat haar man laat blijken dat hij zich snel opgesloten voelt. Ook maakt dit dat hij niet positief staat tegenover een opname en verblijf zoals verzocht.
3.4
De advocaat van cliënt voert aan dat hij op basis van het voorgesprek en de mondelinge behandeling vaststelt dat zijn cliënt niet in een zorgaccommodatie wil worden opgenomen, maar dat hij thuis wil blijven wonen. Echter tevens concludeert hij op grond van de inhoud van de stukken - waaronder de medische verklaring - en de mondelinge behandeling dat de psychogeriatrische aandoening van zijn cliënt en zijn daarmee samenhangende grote zorgbehoefte tot een situatie heeft geleid, waarin het ondersteunend thuissysteem overbelast is geraakt, terwijl geen verandering van deze situatie te verwachten is. Met deze toelichting wenst hij zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken, waaronder de medische verklaring, en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Het feit dat cliënt ontkent dat hij ziek is geeft de rechtbank geen reden voor twijfel aan de in de medische verklaring gestelde diagnose.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat het gedrag van cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, dat bestaat uit of het aanzienlijk risico levert op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, terwijl er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat cliënt 24 uurs zorg, ondersteuning en sturing, dus feitelijk één op één begeleiding behoeft die hem thuis, ook door opschaling van zorg, niet (meer) kan worden geboden.
4.4
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf.
4.5
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1938 te [geboorteplaats];
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 5 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.