ECLI:NL:RBZWB:2024:977

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418256 / FA RK 24/296
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornis

Op 5 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1988. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege de psychische stoornis van betrokkene. Het verzoekschrift was ingediend op 19 januari 2024, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2024 werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. P.R. Klaver. De zorgverantwoordelijke gaf aan dat betrokkene nog niet in staat is om haar leven volledig zelfstandig te organiseren, ondanks dat zij momenteel niet psychotisch is. Betrokkene zelf stelde dat zij voldoende ondersteuning heeft van haar omgeving en dat een zorgmachtiging niet noodzakelijk is. De rechtbank concludeerde echter dat er ernstig nadeel voor betrokkene en anderen bestaat als gevolg van haar stoornis, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.

De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en bepaalde dat verplichte zorg kan worden toegepast, waaronder toediening van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De beslissing is genomen met inachtneming van de noodzaak om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van Dun en schriftelijk uitgewerkt op 9 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/418256 / FA RK 24/296
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 5 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 18 januari 2024;
- de medische verklaring van 4 januari 2023;
- een zorgplan van 20 december 2023;
- een zorgkaart;
- een uittreksel uit het curateleregister;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer [naam] , zorgverantwoordelijke Ggz WNB.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene antwoordt op de vraag hoe zij tegenover het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging staat dat er intussen al veel hulp en ook intensieve ondersteuning is ingezet. Zij heeft daarmee haar leven al zo op orde weten te krijgen, dat zij om verder te kunnen voldoende heeft aan de al geboden ondersteuning door haar moeder en partner, haar vriend en de voedselbank. Daarnaast kan zij - voor zover nog nodig - terugvallen op ondersteuning vanuit de praktijkondersteuner van haar huisarts en de ambulante Ggz zorg. Zij vindt voor dit laatste een zorgmachtiging niet noodzakelijk.
3.2
De zorgverantwoordelijke licht toe dat hij zich niet geheel kan vinden in de zienswijze van betrokkene. Hij wijst erop dat betrokkene weliswaar door onder meer medicatiegebruik op dit moment niet psychotisch is en zij over haar leven deels weer zelfstandig de regie weet te voeren, maar dat op een aantal essentiële onderdelen dit nog niet het geval is. Met name op het vlak van organisatie en structuur heeft betrokkene de situatie nog onvoldoende onder controle en is zij daarvoor in belangrijke mate afhankelijk van de in ambulante vorm geboden structuur en ondersteuning door haar casemanager. Ook doet zij nog frequent een beroep op hulp en ondersteuning bij haar familie, waaronder haar moeder, die daardoor overbelast is of althans dreigt te raken en op haar vriend. Aan dit laatste contact kleeft het risico op een terugval in middelengebruik.
Hij begrijpt enerzijds de wens van betrokkene om in haar leven over meer autonomie te kunnen beschikken. Anderzijds rijst de vraag of zij daar nu al aan toe is, aangezien er bij haar nog in zekere mate van psychotische kwetsbaarheid sprake is. Dit klemt temeer nu betrokkene de wens heeft om ruimer invulling te kunnen geven aan het moederschap over haar zoontje. Het is ook daarvoor van belang dat zij de beschikbare ambulante zorg, voor zover op dit moment nog nodig, blijft accepteren en daaraan meewerkt, dat zij de voorgeschreven medicatie consequent blijft gebruiken en dat zij zich blijft open stellen voor toezicht vanuit de Ggz, in elk geval met een frequentie van één maal per twee weken. Of/in hoeverre er daarvoor in dit stadium een zorgmachtiging nog noodzakelijk is laat hij ter beoordeling aan de rechtbank.
3.3
De advocaat van betrokkene voert aan dat hem uit het voorgesprek en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene bereid is zich - zij het nadrukkelijk in een vrijwillig kader - open te (blijven) stellen voor de reeds beschikbare (ambulante) zorg en ondersteuning, waaronder ook meer specifiek door de praktijkondersteuner van de huisarts. Zij is gevoelsmatig toe aan meer autonomie in haar leven, wat tevens maakt dat voor het voortzetten van bedoelde zorg in haar opvatting de noodzaak voor een onderliggende machtiging verplichte zorg niet meer aanwezig is. Namens zijn cliënt verzoek hij daarom het voorliggend verzoek af te wijzen.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie-spectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire-stemmingsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. De stoornis is door of namens betrokken niet weersproken of betwist.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade voor zichzelf en een ander, ernstige immateriële schade voor zichzelf, ernstige financiële schade voor zichzelf, maatschappelijke teloorgang voor zichzelf, ernstig verstoorde ontwikkeling voor een ander.
4.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene wel zegt bereid te zijn aan de voor haar nog noodzakelijke ambulante zorg en medicatie vrijwillig mee te (blijven) werken, maar die vrijwilligheid door de zorgverantwoordelijke in twijfel wordt getrokken. Daartoe is er door hem op gewezen dat betrokkene haar leven nog niet op alle onderdelen voldoende weet te organiseren. Ook doet zij daarvoor nog frequent een beroep op andere ondersteuning dan de al betrokken ambulante zorgverlening. Dit leidt tot overbelasting bij die andere personen ofwel is sprake van hulp die voor betrokkene niet herstel bevorderend is. Er kan daarom niet van worden uitgegaan dat betrokkene voldoende intrinsieke motivatie heeft om aan de zorg, die nog noodzakelijk is ter verdere stabilisatie in een vrijwillig kader mee te (blijven) werken. Dus is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg, die zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur, zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gebleken is dat om het ernstig nadeel af te wenden de volgende verplichte zorg nood-zakelijk is:
- toediening van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene tweewekelijks contact moet blijven houden met haar ambulante zorgteam en met dien verstande dat de eerdergenoemde frequentie door het ambulante zorgteam op geleide van het toestandsbeeld kan worden op- of afgeschaald.
Gebleken is dat voor andere dan de hiervoor genoemde verplichte zorg geen noodzaak bestaat en het verzoek dus in zoverre zal worden afgewezen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend, zij het dat de rechtbank aanleiding ziet om de duur te beperken tot een periode van zes maanden; daardoor behoudt de behandelaar de gelegenheid om het stabilisatieproces te blijven volgen en zal op relatief korte termijn opnieuw kunnen worden getoetst of en zo ja in hoeverre nog verplichte zorg noodzakelijk zal zijn.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 5 augustus 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Dun, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.