ECLI:NL:RBZWB:2024:967

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
22/5236
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht in rekening gebrachte aanmaningskosten parkeerbelasting na verzoek om uitstel van betaling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 februari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar behandeld. De belanghebbende had op 4 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting ontvangen, gevolgd door aanmaningskosten op 5 september 2022. De belanghebbende maakte bezwaar tegen zowel de naheffingsaanslag als de aanmaningskosten, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de aanmaningskosten onterecht zijn opgelegd, omdat de belanghebbende op 10 augustus 2022 een verzoek om uitstel van betaling heeft ingediend, waarop nog niet was beslist. De rechtbank stelt dat de invorderingsambtenaar gedurende de behandeling van dit verzoek had moeten handelen alsof het verzoek was toegewezen. Aangezien er geen aanwijzingen waren dat de belangen van de gemeente geschaad zouden worden, kon de invorderingsambtenaar op het moment van het opleggen van de aanmaningskosten geen invorderingsmaatregelen treffen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanmaningskosten en vermindert deze tot nihil. Tevens moet de invorderingsambtenaar het griffierecht aan de belanghebbende vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5236

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van 10 november 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 4 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd.
1.2.
De invorderingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 5 september 2022 aanmaningskosten met betrekking tot de naheffingsaanslag in rekening gebracht wegens het uitblijven van betaling van de naheffingsaanslag.
1.3.
Belanghebbende heeft op 17 september 2022 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de aanmaningskosten.
1.4.
De heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar hebben het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft belanghebbende deelgenomen. Namens de invorderingsambtenaar was [naam] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de invorderingsambtenaar de aanmaningskosten terecht in rekening heeft gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aanmaningskosten ten onrechte in rekening gebracht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Op 2 augustus 2022 omstreeks 20:43 uur stond de auto van belanghebbende met [kenteken] geparkeerd aan de [straat] te [plaats 2] . Tijdens een controle met een scanauto op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting is voldaan.
4.1.
Naar aanleiding van de controle is de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag vermeldt onder meer:
“Contact
Voor meer informatie over deze naheffingsaanslag kunt u contact opnemen met Parkeerservice Tilburg via
E:ParkerenTilburg@pl.nl
T:088-1261409
W.tilburg.parkeer.nl”
4.2.
Naar aanleiding van de naheffingsaanslag heeft belanghebbende op 10 augustus 2022 de volgende email naar het op de naheffingsaanslag vermelde e-mail adres verzonden:
“Ik ontvang zojuist een naheffing met dagtekening van 04-08-2022 na het lezen verwacht u dat er binnen een termijn van 21 dagen betaald gaat worden vanaf de dagtekening terwijl het nu al 10-08-2022 is daarmee zijn al 6 dagen verstreken tot aan ontvangst van dit schrijven.
Zodat ten minste de dag van ontvangst als richtdatum geld verder is het ook een niet redelijke termijn te noemen bij boetes van ander overheden die via het cijb verstuurd worden zijn de termijnen aanzienlijk langer bijna twee maanden.
Dat ter zijde ik begrijp min of meer dat er betaald moet worden aan een derde partij [bedrijf] dat lijkt mij een particulier bedrijf en daarmee is de wettelijk termijn gewoon 30 dagen en geen 21 dagen zodat u zaken doet met en partij die de wet niet naleeft en foute informatie versterkt of het moet anders zijn en dat hoor ik dan graag van u.
Verder wil ik aantoonbaar bewijs zien dat de auto ter plaatse was waar u dat stelt.
Wat mij ergert zijn de dreigingen met verhogingen mocht er iet op tijd zijn voldaan nu ben ik toevallig thuis maar was ik lang op vakantie of afwezig zou dat betekenen dat u nog meer gaat heffen werkelijk asociaal gedrag van onze overheid in deze.
Mocht de overtreding daadwerkelijk gemaakt zijn is dat jammer maar dan zijn de consciënties duidelijk en zullen deze voldaan worden. Ik verzoek u uw brieven beter op orde te hebben en mensen meer tijd te geven tot betalingen want dit slaat werkelijk nergens op.
In afwachting van uw reactie en met alle rechten voorbehouden
[belanghebbende] ”
De ontvangst van de door belanghebbende verzonden e-mail is op 10 augustus 2022 bevestigd door Team parkeercontrole Tilburg.
4.3.
Nadat enige reactie op de e-mail uitbleef heeft belanghebbende op 18 augustus 2022 een tweede e-mail verzonden waarin hij aangeeft nog geen reactie te hebben ontvangen op de e-mail.
4.4.
Op 9 september 2022 verstuurt belanghebbende de volgende e-mail:
“Geachte Parkeercontrole Tilburg,
Beste ambtenaar van de gemeente Tilburg u stuurt een naheffing met dagtekening 02-08- 2022 welke pas wordt bezorgd op 10-08-2022 aan mijn adres. Op zich niets bijzonders echter het wordt nu wel bijzonder want na het bericht van ontvangst van mijn bezwaar heeft u verzuimd om zoals u dat zelf stelt mij binnen 5 dagen te voorzien van antwoord en de door mij verzochte gegevens. Dat resulteert nu in een aanmaning dagtekening 05-09-2022 bezorgt vandaag 09-09-2022 dat vind ik dan wel weer bijzonder dat de overheid mij wel de gelegenheid biedt bezwaar te maken maar mij niet faciliteert na dat bezwaar.
Zodat ik nu niet weer een ander bezwaar ga indienen op weer een ander locatie zie brief maar het eerste bezwaar behandeld dient te worden denk u nu dat kan mij niet schelen en deze brief blijft ook liggen lijkt mij het handiger gelijk een dagvaarding aan te maken dat scheelt ons beide veel werk en dan kan de rechter eens een oordeel vellen over uw werkwijze die u zelf aanbiedt maar niet na komt dat lijkt mij een verfrissende oefening. Ik zie nu overigens de dwaling in uw brief u geeft twee verschillende mogelijkheden om contact op te nemen dat is op zich al bijzonder nu kunt u gaan stellen dat ik niet de juiste adres heb gebruikt maar dat mag dan uitgezocht gaan worden door de rechter in de brief die u nu stuurt zie ik dat namelijk weer waar u vervolgens niets mee doet en zo de termijn van handelen inkort omdat er na niet ontvangen informatie geen standpunt ingenomen kan worden van mijn zijde of u gelijk heeft of niet wat betreft de heffing. Mijn verlet kosten lopen in ieder geval op doordat u niet nakomt wat u aanbied en ik als verdachte niet wordt gehoord op een verzoek aan uw adres.
Alle rechte en weren voorbehouden.
[belanghebbende]
Bijlage,
Naheffing
Bezwaar”
4.5.
Nadat belanghebbende op zijn e-mails geen reactie heeft ontvangen, heeft hij op 17 september 2022 middels een webformulier bezwaar gemaakt via de website van de gemeente Tilburg.
4.6.
Op 9 november 2022 verstrekken de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar het brondocument van de naheffingsaanslag waarop de foto’s te zien zijn die zijn gemaakt ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag. Vervolgens hebben de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. Tussen partijen is niet in geschil dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Motivering

Zijn de aanmaningskosten terecht in rekening gebracht?
5. Voor de invordering van parkeerbelastingen zijn de bepalingen uit de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet) en de Kostenwet invordering rijksbelastingen (de Kostenwet) van toepassing. [1] Gelet op de bepalingen in de Invorderingswet geldt voor een naheffingsaanslag een minimale betalingstermijn van 14 dagen, gerekend vanaf de dagtekening van de aanslag. [2] Na afloop van die betalingstermijn kan de invorderingsambtenaar – indien de belastingplichtige de aanslag nog niet heeft betaald – een aanmaning zenden. Op grond van de Kostenwet mag de invorderingsambtenaar hiervoor € 8 kosten in rekening brengen. [3]
5.1.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Invorderingswet kan aan een belastingschuldige voor een bepaalde tijd bij beschikking uitstel van betaling worden verleend. Gedurende het uitstel vangt de dwanginvordering niet aan, dan wel wordt deze geschorst.
5.2.
Artikel 25.1.1. van de Leidraad Invordering gemeentelijk belastingen van de gemeente Tilburg (de leidraad) luidt als volgt:
“Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt de ontvanger overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek is toegewezen.
Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om uitstel wel invorderingsmaatregelen treffen.”
5.3.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende in zijn e-mail van 10 augustus 2022 duidelijk aangeeft het oneens te zijn met een betalingstermijn van 21 dagen voor de naheffingsaanslag. Hij geeft ook aan dat hij bereid is de naheffingsaanslag te betalen, mits voor hem duidelijk is dat deze terecht is opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze e-mail een verzoek om uitstel van betaling totdat duidelijk is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5.4.
Nu belanghebbende op 10 augustus 2022 heeft verzocht om uitstel van betaling en daarop nog niet is beslist, dient de invorderingsambtenaar op grond van artikel 25.1.1. de leidraad te handelen alsof het verzoek is toegewezen.
Ter zitting heeft de invorderingsambtenaar zich op het standpunt gesteld dat een verzoek om uitstel van betaling van parkeerbelasting standaard wordt afgewezen, omdat een aantal belastingen is uitgesloten van uitstel van betaling, waaronder parkeerbelasting. [4] Voor dat geval had belanghebbende alsnog binnen de op de naheffingsaanslag gestelde termijn moeten betalen, aldus de invorderingsambtenaar.
De rechtbank overweegt dat de invorderingsambtenaar terecht stelt dat op grond van de leidraad het uitstel wordt geweigerd indien de aanslag waarvoor om uitstel wordt verzocht parkeerbelastingen betreft. Dat neemt echter niet weg dat belanghebbende een verzoek om uitstel van betaling heeft gedaan waarop niet is beslist. De invorderingsambtenaar had dus conform het eigen beleid, gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling, dienen te handelen overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek is toegewezen. Ook als het verzoek conform het beleid op enig moment zou worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat er aanwijzingen waren dat de belangen van de gemeente zouden kunnen worden geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank kon de invorderingsambtenaar op 5 september 2022 nog geen invorderingsmaatregelen treffen omdat hij toen nog niet had beslist op het verzoek om uitstel van betaling.
5.5.
Dat betekent dat de invorderingsambtenaar ten onrechte aanmaningskosten aan belanghebbende in rekening heeft gebracht en dat het beroep gegrond moet worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanmaningskosten en vermindert de aanmaningskosten tot nihil.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de invorderingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de aanmaningskosten;
- vernietigt de beschikking inzake de aanmaningskosten;
- bepaalt dat de invorderingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 21 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 231 van de Gemeentewet.
2.Artikel 9, tweede lid, van de Invorderingswet.
3.Artikel 2 van de Kostenwet (tekst 2022).
4.Artikel 25.1.3.