ECLI:NL:RBZWB:2024:967
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht in rekening gebrachte aanmaningskosten parkeerbelasting na verzoek om uitstel van betaling
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 februari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar behandeld. De belanghebbende had op 4 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting ontvangen, gevolgd door aanmaningskosten op 5 september 2022. De belanghebbende maakte bezwaar tegen zowel de naheffingsaanslag als de aanmaningskosten, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar. De rechtbank oordeelt dat de aanmaningskosten onterecht zijn opgelegd, omdat de belanghebbende op 10 augustus 2022 een verzoek om uitstel van betaling heeft ingediend, waarop nog niet was beslist. De rechtbank stelt dat de invorderingsambtenaar gedurende de behandeling van dit verzoek had moeten handelen alsof het verzoek was toegewezen. Aangezien er geen aanwijzingen waren dat de belangen van de gemeente geschaad zouden worden, kon de invorderingsambtenaar op het moment van het opleggen van de aanmaningskosten geen invorderingsmaatregelen treffen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de aanmaningskosten en vermindert deze tot nihil. Tevens moet de invorderingsambtenaar het griffierecht aan de belanghebbende vergoeden.