ECLI:NL:RBZWB:2024:9594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
10415046 CV EXPL 23-1149 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijdering van camera's aan de huurwoning en belangenafweging tussen huurder en verhuurder

In deze zaak vordert de Stichting Leystromen, als verhuurder, de verwijdering van camera's die door de huurders zonder toestemming aan de buitenzijde van de huurwoning zijn aangebracht. De huurders, [huurder 1] en [huurder 2], hebben aanvankelijk geweigerd de camera's te verwijderen, maar na een comparitiezitting hebben zij enkele aanpassingen gedaan. De kern van het geschil betreft de camera aan de voorzijde van de woning, waarvan Leystromen stelt dat deze een inbreuk op de privacy van omwonenden vormt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders geen toestemming hebben gevraagd voor het plaatsen van de camera's, wat in strijd is met het beleid van Leystromen. De rechter heeft ook de belangenafweging tussen de privacy van omwonenden en de beveiligingsbehoefte van de huurders gemaakt. Uiteindelijk oordeelt de kantonrechter dat de belangen van de huurders niet opwegen tegen de privacybelangen van de omwonenden, en dat de camera aan de voorgevel verwijderd moet worden. De huurders worden veroordeeld om de camera binnen 14 dagen te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast zijn de huurders in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10415046 \ CV EXPL 23-1149
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
STICHTING LEYSTROMEN,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Rijen (gemeente Gilze en Rijen),
eisende partij,
hierna te noemen: Leystromen,
gemachtigde: mr. P.L.T. Roks, advocaat te Tilburg,
tegen

1.[huurder 1] ,

2.
[huurder 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen (in mannelijk enkelvoud) te noemen: [huurders] ,
gemachtigde: mr. A. Smeekes, advocaat te Breda.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om camera's die [huurders] zonder toestemming van Leystromen aan de buitenzijde van de huurwoning heeft aangebracht. Leystromen wil dat de camera's verwijderd worden. [huurders] weigerde (aanvankelijk) de camera’s te verwijderen of te verplaatsen. Na de comparitiezitting heeft [huurders] wijzigingen aangebracht en blijft nu nog de vraag over of de camera aan de voorzijde verwijderd moet worden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juni 2023;
- de mondelinge behandeling van 12 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van [huurders] van 11 oktober 2023;
- de antwoordakte van Leystromen van 8 november 2023.

3.De feiten

3.1.
Leystromen, althans haar rechtsvoorgangster Woonstichting Stromenland, heeft met ingang van 16 februari 2007 aan [huurder 1] verhuurd de woning, staande en gelegen aan [adres] (hierna: het gehuurde). In artikel 7 van de huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden zelfstandige woonruimte Woonstichting Stromenland van 1 april 2004 van toepassing verklaard.
3.2.
[huurder 2] is als echtgenote van [huurder 1] van rechtswege medehuurder geworden.

4.Het geschil

4.1.
Leystromen vordert bij vonnis:
I. [huurders] te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat alle camera’s aan de buitenzijde van de woning, staande en gelegen aan [adres] binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, volledig zijn verwijderd en vervolgens verwijderd blijven en dat de onderdelen van het gehuurde, waar de camera’s aangebracht zijn c.q. waren, in oorspronkelijke toestand zijn teruggebracht, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [huurders] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00;
II. Leystromen te machtigen om -zodra de dwangsom tot het maximum is verbeurd- voor rekening van [huurders] de sub I. van het petitum bedoelde werkzaamheden aan de woning, staande en gelegen aan [adres] uit te (doen) voeren;
III. [huurders] te veroordelen om -zodra de dwangsom tot het maximum is verbeurd- aan Leystromen en/of door haar ingeschakelde derde(n) gelegenheid te geven voor de uitvoering van de sub I. en II. van het petitum bedoelde werkzaamheden, inclusief de voorbereidende werkzaamheden daartoe, en in dit kader [huurders] te veroordelen om de woning, staande en gelegen aan [adres] tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken, indien en voor zover dit noodzakelijk zou zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden;
IV. [huurders] te veroordelen om de kosten, die verbonden zijn aan de in het petitum onder III. bedoelde werkzaamheden, binnen 14 dagen na overlegging van de daarop betrekking hebbende facturen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Leystromen te voldoen;
V. Tophoeven te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de nakosten en het salaris en verschotten van de gemachtigde van Leystromen.
Leystromen wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
Leystromen legt aan haar vordering -samengevat- ten grondslag dat [huurders] zonder haar toestemming camera’s aan de buitenzijde van het gehuurde heeft aangebracht. Zij wijst daarbij op haar beleid “Zelf Aangebrachte Voorziening” (ZAV) en de daarbij behorende voorwaarden. Leystromen stelt dat [huurders] deze toestemming niet alsnog krijgt, omdat de camera’s leiden tot klachten en inbreuken op de privacy en het woongenoot van meerdere omwonenden.
4.3.
[huurders] voert in zijn verweer -samengevat- aan dat hij voor het plaatsen van de camera’s geen toestemming van Leystromen nodig heeft, omdat het ZAV-beleid niet van toepassing is op de camera’s. Voor zover dit wel het geval is stelt [huurders] dat zijn belang bij het behouden van de camera’s zwaarder weegt dan het belang van Leystromen bij verwijdering van de camera’s. [huurders] wijst in dit verband op haar belang haar eigendommen te beschermen en op het feit dat het om gefixeerde camera’s gaat waardoor geen of minimale inbreuk op de privacy van omwonenden ontstaat. [huurders] wil dat de vorderingen van Leystromen worden afgewezen en dat Leystromen in de proceskosten wordt veroordeeld. [huurders] wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beoordeling

de camera’s en de plaatsing daarvan
5.1
Uit de processtukken, het betoog van partijen en hetgeen ter zitting is gezegd, is komen vast te staan dat het om drie camera’s gaat: één hoog aan de gevel aan de voorzijde die een beeld op neemt van de parkeerhavens aan de straatzijde van het gehuurde en ook een gedeelte van de straat in beeld brengt; één aan de zijgevel van het gehuurde waarmee een beeld wordt gegeven van de brandgang naast de woning en één hoog aan de achtergevel van de woning waarmee een beeld van de achterzijde van het perceel van het gehuurde wordt gegeven, alsmede van een overzicht van de woningen en bijbehorende percelen die zich aan de achterzijde van de woning bevinden. De camera’s nemen een beeld op dat enige tijd wordt bewaard en kan worden uitgekeken. Het is niet komen vast te staan of (en in hoeverre) de camera’s kunnen bewegen, personen (automatisch) kunnen volgen of (automatisch) inzoomen op personen. Verder staat vast dat [huurders] geen toestemming van Leystromen heeft gevraagd voor het plaatsen van de camera’s.
5.2
Na het debat op de comparitiezitting zijn partijen in overleg getreden. Dat heeft er in geresulteerd dat de camera’s aan de zijgevel en de achtergevel zijn verplaatst en nu zodanig zijn gemonteerd dat deze alleen zicht geven op het perceel van het gehuurde van [huurders] . Leystromen heeft deze aangepaste situatie zelf waargenomen en is daarmee akkoord. Dat geldt niet voor de aanpassing die [huurders] aan de camera aan de voorgevel heeft aangebracht. De aangebrachte kap om de camera die daarmee het zicht daarvan beperkt, is volgens Leystromen onvoldoende omdat het zicht nog steeds een inbreuk maakt op de privacy van personen die zich op de straat voor de woning van [huurders] begeven en daarmee de klachten over de camera van die omwonenden zullen aanhouden.
5.3
Door de aanpassingen van [huurders] aan de cameraposities die gedeeltelijk de goedkeuring van Leystromen kunnen wegdragen, ziet de kantonrechter zich alleen nog geplaatst voor de vraag of de camera aan de voorgevel verwijderd moet worden, of niet, al dan niet met de aangebrachte kap.
toestemming voor de camera’s
5.4
Voor verwijdering van de camera aan de voorzijde en de twee andere camera’s, voert Leystromen twee argumenten aan: er is geen toestemming gevraagd (en daarom ook niet gegeven) conform het ZAV-beleid en niet op grond van andere afspraken tussen haar en haar huurders. Als tweede argument voert Leystromen aan dat sprake is van – gebleken – inbreuk op de privacy van omwonenden omdat zij daarover bij Leystromen hebben geklaagd.
5.5
Afgezien van de vraag of voor het ophangen aan de gevel van camera’s toestemming nodig is volgens het ZAV-beleid, vindt de kantonrechter dat alleen het feit dat geen toestemming is gevraagd, dit niet kan leiden tot de conclusie dat alleen daarom al de camera aan de voorgevel moet worden verwijderd. Er kan ook achteraf toestemming worden verleend. Daartoe kan aanleiding zijn omdat het beleid van Leystromen ‘Klussen mag (ZAV)’ geen uitputtende regeling geeft voor de gevallen waarin wel of geen toestemming vooraf nodig is. In het beleid is weliswaar aangegeven dat voor “Alle veranderingen aan de buitenzijde van de woning.” toestemming nodig is, maar dat wordt verder verduidelijkt met: “Denk aan het plaatsen van een airco, een aanbouw/serre of dakkapel”. Daaruit kan het vermoeden voortvloeien dat voor het ophangen van een buitenlamp geen toestemming nodig is, hetgeen mogelijk (op grond van constructieve argumenten) vergelijkbaar is met het ophangen van een camera. De gedachte van [huurders] dat voor het plaatsen van de camera’s geen toestemming op grond van het ZAV-beleid nodig is, is daarmee niet zonder grond. Daar staat tegenover dat Leystromen met overlegging van een exemplaar van haar bewonersblad “In de kern” er op heeft gewezen dat van bewoners wordt gevraagd altijd toestemming te vragen voor het plaatsen van camera’s aan de buitengevel van haar woningen. Leystromen maakt in die publicatie duidelijk dat, anders dan bij het ZAV-beleid waar met name de bouwkundige aspecten een rol spelen, sprake is van een belangenafweging tussen belangen van de huurder en de privacy van anderen.
5.6
De kantonrechter vindt dat Leystromen op goede gronden van haar huurders mag vragen toestemming te vragen voor het plaatsen van camera’s, omdat zij als eigenaar en verhuurder van de woningen een belangenafweging kan maken tussen de betreffende huurder en andere huurders en bewoners rondom het gehuurde. [huurders] had dus toestemming moeten vragen aan Leystromen.
belangenafweging
5.7
Omdat het enkele feit dat [huurders] geen toestemming heeft gevraagd, onvoldoende is om de vordering tot verwijdering toe te wijzen, moet, aan de hand van de situatie die thans bestaat (dus met de aangebrachte kap op de camera) worden beoordeeld of Leystromen op grond van een belangenafweging tot verwijdering mag overgaan.
5.8
[huurders] voert – toegespitst op de camera aan de voorgevel - de volgende feiten en omstandigheden aan die een rol bij de belangenafweging kunnen spelen:
- de afgelopen jaren zijn er diverse momenten geweest in de buurt dat schade aan auto’s is toegebracht, of dat ingebroken is in auto’s. Er is in de woning van [huurders] ingebroken. [huurders] is afhankelijk van zijn auto voor zijn inkomen en kan daardoor schade aan die auto niet riskeren;
- de camera is aangebracht volgens de wet- en regelgeving van de Autoriteit Persoonsgegevens: er is een sticker op het raam aangebracht die door de politie is verstrekt en wordt niet meer in beeld gebracht dan strikt noodzakelijk. De camera zal alleen beeld opnemen wanneer er in de ingestelde zone beweging wordt gedetecteerd, waarmee de privacy is gewaarborgd;
- er zijn meerdere woningen in de omgeving van het gehuurde waar een camera aan de gevel is gemonteerd;
- door een kap op de camera aan de voorgevel te monteren kan niet meer links of rechts gekeken worden en is dit een oplossing die het minst belastend is voor de privacy van de omwonenden.
5.9
Leystromen voert het volgende aan in het kader van de belangenafweging:
- Leystromen heeft het beeld dat de camera aan de voorgevel op neemt, kunnen bekijken en constateert dat is te zien dat de camera de auto’s in het parkeervak vóór het gehuurde filmt, zodanig dat ook de gebruikers van de auto’s volledig in beeld komen en zij daarom een privacy-inbreuk zullen blijven ervaren;
- een videodeurbel is ook afdoende voor het beveiligingsoogmerk dat [huurders] stelt te hebben. Een videodeurbel wordt maatschappelijk meer aanvaard. De bezwaren die [huurders] tegen een videodeurbel heeft (geen goed zicht op de voorzijde van de auto die alleen met de achterzijde gericht naar de gevel kan worden ingeparkeerd en de kosten van een abonnement voor het bewaren van de opgenomen beelden), acht Leystromen niet overtuigend.
5.1
De kantonrechter is van oordeel dat de belangen van [huurders] onvoldoende zwaar wegen in verhouding tot die van Leystromen en de door haar ingebrachte privacy-bezwaren van de omwonenden. Het belang van [huurders] om zijn auto te beveiligen tegen vandalisme en/of diefstal uit zijn auto dat hij
alleenmet de aangebrachte camera mét kap kan realiseren, heeft [huurders] onvoldoende overtuigend voor het voetlicht gebracht. Hetgeen door de camera in beeld wordt gebracht is altijd nog meer dan noodzakelijk voor het door [huurders] beoogde doel: beveiliging van zijn auto. Er worden andere personen dan die tot het huishouden van [huurders] behoren, in beeld gebracht, bijvoorbeeld wanneer zij naast de auto van [huurders] parkeren of zich daar bevinden. Dat zich auto-inbraken in de buurt van zijn woning hebben voorgedaan, is onvoldoende om een persoonlijk belang van [huurders] in te onderkennen, omdat dit anders er toe zou kunnen leiden dat alle buurtbewoners camera’s aan hun gevel zouden mogen aanbrengen. Dit zou anders zijn wanneer zou zijn komen vast te staan dat [huurders] persoonlijk slachtoffer is van (meerdere gevallen van) vandalisme of diefstal uit zijn auto. Dat is niet het geval. Het alternatief van een videodeurbel is een mogelijkheid die [huurders] had moeten overwegen. Met Leystromen is de kantonrechter van mening dat een videodeurbel maatschappelijk meer wordt aanvaard dan een camera die aan de voorgevel van de woning is aangebracht en die is gericht op de openbare weg. Het gevoel van het constant bespied kunnen worden - en daarmee de gevoelde privacy-inbreuk - , is minder sterk aanwezig bij een videodeurbel. Ook andere alternatieven voor bescherming van zijn auto had [huurders] moeten overwegen, zoals een deugdelijk alarmsysteem in de auto die waarschuwt tegen openen van portieren, de motorkap of kofferdeksel/achterklep. Een dergelijk alternatief veroorzaakt geen enkele privacy-inbreuk en kan als zeer effectief worden aan gemerkt. Ten slotte merkt de kantonrechter op dat het feit dat het voor Leystromen niet mogelijk is om bij al haar huurders die, zonder toestemming, een camera aan hun woning hebben opgehangen, kan controleren of die camera een door de omwonenden gevoelde privacy-inbreuk veroorzaakt, niet betekent dat zij daarmee het recht verliest om in individuele gevallen daar tegen op te komen.
de conclusie
5.11
Leystromen heeft haar vorderingen zoals zij die in de dagvaarding heeft geformuleerd, ook nadat [huurders] de camera’s aan de zijgevel en achtergevel naar genoegen van Leystromen heeft verplaatst, niet gewijzigd. Dat bekent dat de vordering onder I alleen ten aanzien van de camera aan de voorgevel wordt toegewezen. De camera aan de voorgevel moet [huurders] dus verwijderen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom en verder zoals gevorderd onder II, III en IV en als hieronder in het dictum beschreven. Ten aanzien van de camera’s aan de zijgevel en de achtergevel, (of zoals Leystromen het onder I noemt: ‘alle camera’s’ - en dus alle overige camera’s -), wordt de vordering dus afgewezen. Ook wordt geen dwangsom verbonden aan het behoud van de huidige en door Leystromen goedgekeurde positie van de camera’s aan de zij- en achtergevel. Leystromen heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat [huurders] deze camera’s weer zou willen herplaatsen op de oude bestreden positie.
proceskosten
5.12
[huurders] is -grotendeels- in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Leystromen worden begroot op:
- dagvaarding € 130,57
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 597,00 (3 punten x tarief € 199,00)
- nakosten € 99,50
Totaal €
955,07

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [huurders] om ervoor zorg te dragen dat de camera aan de voorgevel van de woning, staande en gelegen aan [adres] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis volledig is verwijderd en vervolgens verwijderd houdt en dat de onderdelen van het gehuurde waar de camera was aangebracht in oorspronkelijke toestand is teruggebracht, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [huurders] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00;
6.2.
machtigt Leystromen om -zodra de dwangsom tot het maximum is verbeurd- voor rekening van [huurders] de hiervoor onder 6.1 bedoelde werkzaamheden aan de woning, staande en gelegen aan [adres] uit te (doen) voeren;
6.3.
veroordeelt [huurders] om -zodra de dwangsom tot het maximum is verbeurd- aan Leystromen en/of door haar ingeschakelde derde(n) gelegenheid te geven voor de uitvoering van de hiervoor onder 6.1 en 6.2 bedoelde werkzaamheden, inclusief de voorbereidende werkzaamheden daartoe, en veroordeelt [huurders] in dit kader om de woning, staande en gelegen aan [adres] tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken, indien en voor zover dit noodzakelijk zou zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden;
6.4.
veroordeelt [huurders] om de kosten, die verbonden zijn aan de hiervoor onder 6.1 en 6.2 bedoelde werkzaamheden, binnen 14 dagen na overlegging van de daarop betrekking hebbende facturen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Leystromen te voldoen;
6.5.
veroordeelt [huurders] in de proceskosten van € 955,07, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [huurders] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [huurders] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024