ECLI:NL:RBZWB:2024:9492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/424733 / FA RK 24-3296
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot vaststelling van een omgangs- en informatieregeling na intrekking van de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om een omgangsregeling en informatieregeling vast te stellen met betrekking tot haar minderjarige kind. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L.J. de Vos, heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij zij en haar kind, geboren in 2008, één keer per veertien dagen contact kunnen hebben. De gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de voogdij over het kind heeft, heeft deze verzoeken afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het kind geen contact met de vrouw wil en dat er sprake is van veel wantrouwen. De vrouw heeft haar verzoeken uiteindelijk ingetrokken, wat heeft geleid tot de afwijzing van de verzoeken door de rechtbank. De rechtbank heeft benadrukt dat de GI aandacht zal blijven geven aan de mogelijkheden voor contact tussen de vrouw en het kind, mocht het kind in de toekomst aangeven wel contact te willen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman, kinderrechter, en op schrift gesteld op 23 januari 2025.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg/ Breda
Zaaknummer: C/02/424733 / FA RK 24-3296
datum uitspraak: 5 december 2024
beschikking over vaststelling omgangs- en informatieregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.L.J. de Vos in Goes,
tegen
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Middelburg,
over de minderjarige:
-
[minderjarige],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008, hierna: [minderjarige].
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zit het volgende stuk:
- het op 19 juli 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen.
-
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 5 december 2024. Bij die behandeling is gekomen de vrouw met mr. De Vos en een kantoorgenote van mr. De Vos. Ook waren aanwezig een vertegenwoordiger van de GI en een vertegenwoordiger namens de Raad.
1.3
Voor deze mondelinge behandeling heeft de rechter met [minderjarige] gesproken over de verzoeken.

2.De feiten

2.1
De vrouw heeft een affectieve relatie gehad met de heer [de man], de vader van [minderjarige]. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
De vrouw oefende van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
2.3
Bij beschikking van 6 december 2019 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is het gezag van de vrouw over [minderjarige] beëindigd en is de gecertificeerde instelling Stichting Intervence benoemd tot voogd over [minderjarige]. In 2022 is de voogdij overgegaan naar de GI als rechtsopvolger van Stichting Intervence.
2.4
Bij beschikking van 19 juli 2022 is de vader van [minderjarige] belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige].
2.5
Op 25 juli 2023 is de vader van [minderjarige] overleden. Bij beschikking van 26 juli 2023 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige]. Bij beschikking van 14 november 2023 is de GI belast met de voogdij over [minderjarige].
2.6
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt:
- een omgangsregeling tussen de vrouw en [minderjarige] vast te stellen dan wel de omgangsregeling te wijzigen, in die zin dat de vrouw en [minderjarige] één keer per veertien dagen gedurende twee aaneengesloten uren gerechtigd zijn om contact te hebben met elkaar in een omgangshuis of elders onder begeleiding van een omgangsbegeleider die niet eerder betrokken is geweest bij de vrouw, dan wel een omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank in goede justitie juist acht;
- een informatieregeling ten aanzien van [minderjarige] vast te stellen, waarbij de GI de verplichting heeft om eenmaal per maand informatie over de ontwikkeling van [minderjarige] aan de vrouw mede te delen, dan wel een andere informatieregeling die de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2
De GI is het niet eens met de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
In haar verzoekschrift voert de vrouw het volgende aan. Vanwege het heftige verleden van de vrouw dat zich kenmerkte door huiselijk geweld en het overlijden van de jongste dochter van de vrouw in 2016 kon zij niet meer voor [minderjarige] zorgen en is [minderjarige] op 8-jarige leeftijd uit huis geplaatst. Het gezag van de vrouw over [minderjarige] is in 2019 beëindigd. In de tijd dat [minderjarige] bij zijn vader woonde heeft er geen contact plaatsgevonden tussen [minderjarige] en de vrouw. In december 2022 heeft de vrouw Samen Recht Vinden ingeschakeld. Dit heeft geleid tot een gesprek met de GI op 12 januari 2024. Naar aanleiding van die gesprekken is de omgang tussen de vrouw en [minderjarige] opgestart. Deze vond plaats in het [café] in [plaats]. Er heerste echter een spanning tussen de gezinsvoogd en de vrouw en deze spanning sloeg over op [minderjarige]. Als gevolg hiervan wilde [minderjarige] geen contact meer met de vrouw. De advocaat van de vrouw heeft nog pogingen gedaan richting de GI om de mogelijkheden tot contactherstel te bespreken. De GI vindt het belangrijk dat de huidige omgangsbegeleider bij de omgang aanwezig is omdat dat [minderjarige] zijn wens is, maar de vrouw is het daar niet mee eens. Zij heeft negatieve ervaringen met deze omgangsbegeleider. De vrouw wordt het maar niet met de GI eens over een gepaste wijze van omgang. Daarom verzoekt de vrouw op grond van artikel 1:377a BW vaststelling van een omgangsregeling. Het is namelijk in het belang van [minderjarige] dat er omgang met haar plaatsvindt. Ook verzoekt de vrouw vaststelling van een informatieregeling op grond van artikel 1:377c BW omdat zij belangrijke informatie over [minderjarige] wil ontvangen.
4.2
Aan het begin van de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven. Iedereen heeft hier op kunnen reageren.
4.3
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het klopt dat [minderjarige] geen contact met zijn moeder wil en dat hij ook niet wil dat de GI informatie over hem aan haar verstrekt. [minderjarige] heeft zoveel afwijzing van de kant van zijn moeder ervaren dat hij geen contact meer met haar wil. De GI heeft hier meerdere gesprekken met [minderjarige] over gehad. De GI heeft geprobeerd de stem van [minderjarige] te verwoorden richting de vrouw maar er is sprake van veel wantrouwen. Het is jammer dat deze procedure nodig is geweest om de stem van [minderjarige] duidelijk te laten klinken.
4.4
De Raad verklaart dat [minderjarige] zich goed heeft uitgesproken en dat zijn standpunt duidelijk is.
4.5
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat ze deze procedure is gestart zodat [minderjarige] zelf zijn mening kon geven bij de kinderrechter. Dat heeft hij nu gedaan. De boodschap van [minderjarige] is duidelijk, maar komt hard aan. Ze had de band met [minderjarige] graag willen herstellen. Het zal de vrouw tijd kosten om deze boodschap te verwerken.
4.6
Hierna heeft de rechtbank de mondelinge behandeling voor een korte periode geschorst. Na de schorsing is door en namens de vrouw aangevoerd dat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter duidelijk is geweest over zijn wens dat hij geen contact met zijn moeder wil. Ook wil [minderjarige] niet dat de GI informatie over hem aan zijn moeder verstrekt. De vrouw respecteert de keuze van [minderjarige] en zij wil niet zijn grenzen overgaan. De vrouw had gehoopt dat er bij [minderjarige] een opening bestond voor contact met haar. Hetgeen [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft verklaard vormt voor de vrouw aanleiding om haar verzoeken in te trekken. De vrouw hoopt wel dat mocht [minderjarige] op een bepaald moment bij de GI aangeven wel contact met zijn moeder te willen, dat dat aan haar wordt gecommuniceerd en dat wordt gekeken naar de mogelijkheden daartoe.
4.7
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoeken ingetrokken. Gelet op deze intrekking kunnen de verzoeken niet meer worden beoordeeld. De rechtbank zal deze verzoeken dan ook afwijzen.
4.8
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard aandacht te blijven geven aan de mogelijkheden van contact tussen de vrouw en [minderjarige] en mocht [minderjarige] aangeven wel contact met zijn moeder te wensen, daarmee aan de slag te gaan. De rechtbank verwacht van de GI dat zij deze toezegging gestand doet.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst de verzoeken van de vrouw af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024 door
mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier, en op schrift gesteld op 23 januari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.