In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om een omgangsregeling en informatieregeling vast te stellen met betrekking tot haar minderjarige kind. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L.J. de Vos, heeft verzocht om een omgangsregeling waarbij zij en haar kind, geboren in 2008, één keer per veertien dagen contact kunnen hebben. De gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de voogdij over het kind heeft, heeft deze verzoeken afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het kind geen contact met de vrouw wil en dat er sprake is van veel wantrouwen. De vrouw heeft haar verzoeken uiteindelijk ingetrokken, wat heeft geleid tot de afwijzing van de verzoeken door de rechtbank. De rechtbank heeft benadrukt dat de GI aandacht zal blijven geven aan de mogelijkheden voor contact tussen de vrouw en het kind, mocht het kind in de toekomst aangeven wel contact te willen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman, kinderrechter, en op schrift gesteld op 23 januari 2025.