ECLI:NL:RBZWB:2024:9457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
23-027505, 23-027503
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste voor de gevolgen van zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De verzoeker, geboren in 1937, had tijdens zijn detentie gezondheidsproblemen en maakte zich zorgen om zijn vrouw. Hij verzocht om een vergoeding van € 1.040,00 voor immateriële schade en € 680,00 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie stelde dat de immateriële schadevergoeding tot het standaardtarief van € 520,00 kon worden toegewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de bijzondere omstandigheden van de verzoeker, waaronder zijn leeftijd en gezondheidsklachten, een hogere vergoeding rechtvaardigden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken gedeeltelijk toegewezen, met een totale schadevergoeding van € 1.040,00 voor de inverzekeringstelling en € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en kan door beide partijen worden aangevochten binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/326836-22
rk-nummers: 23-027505, 23-027503
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 6 november 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.R.F. Berte op het adres: Lieve-Vrouweplein 9, 5038 TS Tilburg
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.040,00, € 1.040,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor:
- de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 17 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 13 december 2022 in verzekering is gesteld en op 16 december 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 7 mei 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, verzoeker en mr. M.R.F. Berte als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de immateriële schade die verzoeker heeft geleden als gevolg van het ondergane voorarrest door bijzondere omstandigheden omvangrijker is dan in standaard gevallen. Hierbij is van belang dat verzoeker tijdens zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis 85 jaar oud was en hij nooit eerder met justitie in aanraking was geweest. Zowel verzoeker als zijn vrouw hebben beide gezondheidsklachten en verzoeker maakte zich tijdens zijn afwezigheid ernstige zorgen om het welzijn van zijn vrouw. Verzoeker mocht daarnaast niet over zijn steunzolen beschikken en kon na een dag al bijna niet meer lopen. Ook de omstandigheid dat verzoeker bij zijn invrijheidsstelling de weg naar de trein werd gewezen terwijl verzoeker amper kon lopen heeft verzoeker ernstig belast. Verzoeker acht het dan ook billijk dat hem een verdubbeling van de standaard vergoeding voor de immateriële schadevergoeding wordt toegewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade wegens de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in ieder geval kan worden toegewezen tot het standaardtarief van € 520,00. Hoewel de gegeven omstandigheden een iets hogere toekenning billijken geven deze geen aanleiding tot verdubbeling van het tarief.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
4 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van € 520,00.
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding af te wijken van de gebruikelijke standaardtarieven, gelet op de gezondheidssituatie van verzoeker én diens partner waardoor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis een extra belasting voor verzoeker hebben opgeleverd. De rechtbank zal dan ook de vergoeding verhogen met factor 2 tot een bedrag van
€ 1.040,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.040,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.040,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 1] ten name van [verzoeker] onder vermelding van “20230387”
bepaalt dat een bedrag van
€ 680,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer 2] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Berte Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker] / Schadevergoeding dossier 20230387”
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).