ECLI:NL:RBZWB:2024:9455

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
23-030712, 23-030713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand eiste na een periode van voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op 12 december 2023 en betroffen verzoeken op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1995, had in totaal 13 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 dagen op het politiebureau en 5 dagen in het Huis van Bewaring. De officier van justitie heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek volledig kan worden toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschil van mening was tussen de verzoeker en de officier van justitie, en heeft besloten om het verzoek pro forma te behandelen zonder dat de verzoeker en zijn advocaat in raadkamer hoefden te verschijnen. Tijdens de openbare raadkamer op 7 mei 2024 was de officier van justitie aanwezig, maar de verzoeker en zijn advocaat waren afwezig. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de gevraagde schadevergoeding van € 1.540,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, evenals de kosten van rechtsbijstand van € 7.960,20, en de kosten van indiening van de verzoekschriften van € 340,00, billijk waren. De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen en bepaald dat een totaalbedrag van € 9.840,20 aan de verzoeker zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/204578-23
rk-nummers: 23-030712, 23-030713
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 12 december 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats], [land]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.L.F. Frijns op het adres: Polanenstraat 34A, 3062 KE Rotterdam
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.540,00, € 1.540,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.960,20, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 5 december 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 16 augustus 2023 in België is aangehouden, op 21 augustus 2023 in Nederland in verzekering is gesteld en op 29 augustus 2023 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het verzoek geheel kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er geen verschil bestaat tussen het standpunt van verzoeker in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Hierover is contact opgenomen met de advocaat en de officier van justitie. Verzoeker en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoeker en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 7 mei 2024 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aanwezig. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
13 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 8 dagen op het politiebureau en 5 dagen in het Huis van Bewaring. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1540,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 7.960,20is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften zal de rechtbank eenmaal het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toekennen, aangezien beide verzoeken in één verzoekschrift aangebracht hadden kunnen worden.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1540,00, bestaande uit:
- € 1.540,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 8.300,2‬0, bestaande uit:
- € 7.960,20 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening de verzoekschriften;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 9.840,2‬0zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Arkesteijn Frijns Van den Boogert Advocaten onder vermelding van “23-030712, 23-030713”
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).