ECLI:NL:RBZWB:2024:9440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
24-023329
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake beslag op geldbedrag en iPhone 14 in strafzaak

Op 20 december 2024 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager, geboren in 1998, tegen het beslag dat was gelegd op een geldbedrag van 970 euro en een iPhone 14. Het klaagschrift was ingediend op 17 september 2024 en betrof een verzoek tot opheffing van het beslag met de last tot teruggave aan klager. Tijdens de zitting op 10 december 2024 zijn de officier van justitie, klager en zijn advocaat, mr. A. van Wijk, gehoord. Klager stelde dat het geldbedrag rechtmatig was verkregen door arbeid en dat het in beslag genomen geld niet gerelateerd was aan de strafbare feiten waarvan hij verdacht werd. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van het geld, gezien de omstandigheden van de zaak en de verdenking van overtreding van de Opiumwet.

De rechtbank oordeelde dat het beslag op de iPhone 14 inmiddels was opgeheven, omdat deze aan klager was teruggegeven. Voor het geldbedrag oordeelde de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring van het geld. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor het beslag op de iPhone 14 en verklaarde het klaagschrift voor het overige ongegrond. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los en is uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-023329
datum : 20 december 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A. van Wijk, advocaat te Tilburg (Heuvel 50, 5038 CS Tilburg),
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op17 september 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag zijn genomen: een iPhone 14 en een geldbedrag van 970 euro;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 10 december 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals, klager en mr. A. van Wijk als advocaat van klager, gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat de inbeslaggenomen iPhone 14 inmiddels is teruggeven aan klager en dat het klaagschrift enkel nog ziet op het inbeslaggenomen geldbedrag. Het geldbedrag staat volledig los van de feiten waarvan klager wordt verdacht - en die hij ook stellig ontkent - en is op rechtmatige wijze verkregen door het verrichten van arbeid bij de [bedrijf] . Daarnaast heeft klager vakantiegeld uitgekeerd gekregen, hetgeen klager met stukken heeft onderbouwd. Klager kan geen stukken overleggen waaruit blijkt dat hij de bedragen zelf heeft gepind.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat hij de door hem ontvangen geldbedragen elke keer naar zijn zus overmaakt, omdat hij zelf slordig omgaat met geld. Zij pint dan voor hem een geldbedrag en geeft het aan klager. Het geld dat op 13 september 2024 in de jas van klager is aangetroffen, was zijn spaargeld en had hij een week geleden al gepind. Hij vertrouwt de bank niet en wilde het geld bij zich houden. Klager ontkent iets met de aangetroffen drugs te maken te hebben. In de tas waarmee klager rondliep zaten pannenkoeken. Er lag nog een tas van de Action in de auto en daar zat de hasj in. De auto was niet van hem en de daarin overige aangetroffen harddrugs ook niet.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van het geldbedrag aan klager. Zij acht de verklaring van klager dat hij niets met de aangetroffen drugs te maken had en dat het geld een legale herkomst heeft ongeloofwaardig. Mede gelet op de bevindingen van de verbalisanten acht zij het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter uiteindelijk de verbeurdverklaring van het geld zal uitspreken.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Voor zover het klaagschrift zich richt tegen het beslag op de iPhone 14 stelt de rechtbank vast dat het beslag is beëindigd nu de raadsman van klager schriftelijk te kennen heeft gegeven dat deze inmiddels aan klager is teruggegeven. De rechtbank zal klager voor dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Het klaagschrift ziet enkel nog op het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op het geldbedrag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Klager is op 13 september 2024 aangehouden wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet. Verbalisanten zagen dat klager met een verzwaarde Actiontas aan de bijrijderskant van een voertuig instapte, waarvan de kentekenhouder (naar later ook bleek de bestuurder) meerdere antecedenten op het gebied van overtreding van de Opiumwet had. Na staandehouding van het voertuig ter controle werd tijdens onderzoek aan de kleding van klager een grote hoeveelheid contant geld in zijn jaszak aangetroffen en werd op de grond voor de bijrijdersstoel een tas van de Action aangetroffen met daarin hasj. Door klager is in raadkamer een wisselende verklaring afgelegd over het geld. Zo verklaarde hij in eerste instantie dat hij het geld wat op zijn bankrekening wordt gestort nooit zelf opneemt, maar elke keer naar zijn zus overmaakt die het geld vervolgens voor hem pint en cash aan hem geeft. Deze verklaring is strijdig met zijn latere verklaring dat hij het aangetroffen geldbedrag de week voorgaand aan zijn aanhouding al had gepind en in zijn zak had gestopt. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het geldbedrag zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 gelegde beslag op de IPhone 14;
- verklaart het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 december 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).