ECLI:NL:RBZWB:2024:9403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
C/02/428447 / JE RK 24-2026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe echtscheidingssituatie met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 11 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling, omdat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de problematische situatie tussen de ouders. De ouders, die in een scheidingssituatie verkeren, zijn niet in staat om op een constructieve manier samen te werken in het belang van hun kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstig loyaliteitsconflict en verstoorde communicatie tussen de ouders, wat leidt tot een onveilige omgeving voor de minderjarigen.

Tijdens de zitting, die plaatsvond met gesloten deuren, waren zowel de ouders als hun advocaten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad overgenomen en geconcludeerd dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening in een vrijwillig kader te realiseren. Daarom is besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland voor de duur van een jaar, met als doel hen te beschermen en te zorgen voor een veilige en stabiele omgeving.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders leren om hun eigen conflicten los te koppelen van de opvoeding van hun kinderen. Er zijn duidelijke doelen gesteld voor de ondertoezichtstelling, waaronder het bevorderen van onbelast contact tussen de minderjarigen en beide ouders, en het creëren van een veilige omgeving waarin de minderjarigen zich vrij voelen om contact te hebben met beide ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428447 / JE RK 24-2026
Datum uitspraak: 11 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2018 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M. Krijger te Goes,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. W. Tiggelaar te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 november 2024;
  • het raadsrapport met bijlagen, ontvangen op 21 november 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.3.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden zijn de ouders belast met het ouderlijk gezag.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad geeft aan dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , omdat zij al langere tijd opgroeien in een omgeving waarbij sprake is van problemen in de loyaliteit, verstoorde communicatie en ernstig wantrouwen tussen de ouders. Het lukt de ouders niet om in het kader van de vrijwillige hulpverlening afspraken te maken over bijvoorbeeld de zorgregeling, om deze afspraken na te komen en om water bij de wijn te doen in het belang van de minderjarigen. De ouders zijn weliswaar deels bereid, maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening optimaal te benutten. Hiervoor is het noodzakelijk dat er duidelijke regievoering komt, in een gedwongen kader. Het is in het belang van de minderjarigen dat alle betrokkenen, te weten de ouders en de hulpverlening, dezelfde lijn gaan volgen, hetgeen door de GI gemonitord kan worden. De ouders hebben veel verschillende visies en er is een groot onderling wantrouwen, met name vanuit de moeder jegens de vader. Zoals in het raadsonderzoek naar voren is gekomen is er een risico op ouderonthechting. De minderjarigen zullen zich door een loyaliteitsconflict gedwongen voelen een keuze te moeten maken tussen de ouders. De Raad vindt het zorgelijk dat de minderjarigen opvallende uitspraken hebben gedaan en dat gebleken is dat zij op de hoogte zijn van de procedure tussen de ouders en zaken de tijdens de mondelinge behandeling zijn besproken. Het betreffen hele jonge minderjarigen die heel resoluut uitspreken hoe het moet lopen en hoe het contact met de vader eruit moet zien, hetgeen aansluit bij de visie van de moeder. Dit is zorgelijk. Er is een groot risico dat de minderjarigen niet de emotionele toestemming voelen om bij de vader te mogen verblijven en het daar leuk te hebben. De ouders zijn het erover eens dat zij er niet uit gaan komen zonder gedwongen hulpverlening. De GI zal knopen moeten doorhakken. Er zal een situatie gecreëerd moeten worden waarin de minderjarigen zich vrij voelen bij de vader te zijn en contact met beide ouders te hebben. De minderjarigen moeten uit de strijd tussen de ouders worden gehaald.
4.2.
Door en namens de vader wordt aangegeven dat het duidelijk is dat een ondertoezichtstelling een absolute noodzaak is. Er moet geborgd worden dat hulpverlening ingezet gaat worden. Ook zal de uitbreiding van de zorgregeling zoals door de Raad geadviseerd geborgd gaan moeten worden. De man is het dan ook eens met het verzoek van de Raad om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De vader maakt zich al langere tijd zorgen over de minderjarigen. Eerder heeft hij geïnformeerd naar individuele hulpverlening voor [minderjarige 1] , maar op advies heeft hij het raadsrapport afgewacht. De vader ziet al langere tijd dat de minderjarigen in een loyaliteitsconflict gingen geraken. Het is belangrijk dat er kaders gegeven worden en duidelijk wordt welke hulpverlening ingezet zal worden. De vader ervaart diskwalificatie van hem in de rol van vader. Hij heeft zelf een totaal andere beleving van de contacten met de minderjarigen dan zoals deze door de moeder wordt geschetst. De moeder beschuldigt de man van van alles, maar zo komen de ouders niet vooruit. Ze willen allebei vooruit en het beste voor de minderjarigen. De overdracht op de school verloopt goed, zo huppelt [minderjarige 2] naar de vader en knuffelt zij hem wanneer ze hem op school ziet.
4.3.
Door en namens de moeder wordt naar voren gebracht dat zij probeert alles zo goed mogelijk te laten verlopen. Ze wil tot een goed en onbelast contact komen tussen de minderjarigen en de vader. Ze probeert dit op een goede manier te doen, maar worstelt daar ook mee en zou hier graag begeleiding in krijgen. Beide ouders vinden dat een ondertoezichtstelling nodig is, omdat zij beiden een eigen kijk en visie hebben op de situatie. Dat sprake is van een loyaliteitsconflict omdat er geen emotionele toestemming wordt gegeven aan de minderjarigen, is een conclusie waar voorzichtig mee omgegaan moet worden. De kind onveiligheid is volgens de moeder een gevolg van een onveilige band tussen de man en de minderjarigen doordat sprake is geweest van intieme terreur en persoonlijke problematiek van de vader. Dit komt onvoldoende naar voren. De moeder staat achter een ondertoezichtstelling. Er moet door de GI goed en met een open blik gekeken worden wat er aan de hand is en wat nodig is voor de minderjarigen en de ouders. In een vrijwillig kader is het niet gelukt hulpverlening van de grond te krijgen. De moeder stuitte hierin op weerstand van de vader. Het is belangrijk dat de hulpverlening zo snel mogelijk van start kan gaan.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad derhalve – als niet weersproken – toewijzen. Dit betekent dat de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht worden gesteld van de GI voor de duur van een jaar.
5.3.
De kinderrechter neemt de zorgen van de Raad over en is van oordeel dat er sprake is van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Tussen de ouders is sprake van veel onderlinge strijd. De minderjarigen groeien al langere tijd op in een omgeving waarbij er tussen de ouders sprake is van problemen in de loyaliteit, verstoorde communicatie en een ernstig onderling wantrouwen. De ouders zitten in een scheidings-situatie en hebben verschillende visies over hetgeen zich heeft afgespeeld en wat op dit moment goed is voor de minderjarigen.
5.4.
Ondanks dat beide ouders zich willen inzetten en de situatie voor de minderjarigen willen verbeteren, is het hen niet gelukt de hulpverlening in een vrijwillig kader vorm te geven. Hulpverlening in een vrijwillig kader is daarmee dus geen passende mogelijkheid gebleken. Het lukt de ouders niet zelf om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen weg te nemen, reden waarom het nodig is dat er een regievoerder vanuit het gedwongen kader betrokken zal raken. Naast dat de jeugdbeschermer regie kan voeren, kan zij een lijn uitzetten, de ouders aansturen, motiveren en ook beslissingen nemen in het belang van de minderjarigen en waar nodig consequenties verbinden aan het niet nakomen van de gemaakte afspraken. De komende periode kan worden onderzocht wat er nodig is en kan hiertoe de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening worden ingezet en worden gemonitord of deze wordt benut. De kinderrechter acht een kindbehartiger voor de minderjarigen belangrijk, zodat zij hun verhaal kwijt kunnen en zich gehoord voelen, maar ook dat de GI voldoende zicht krijgt op de minderjarigen en hun behoeften. Het is belangrijk dat de minderjarigen het gevoel gaan krijgen dat zij met beide ouders een goed contact mogen hebben. Hiertoe is het van belang dat de ouders het contact van de minderjarigen met de andere ouder stimuleren en hen hier emotionele toestemming voor zullen geven.
5.5.
De kinderrechter benadrukt dat in het kader van de ondertoezichtstelling gewerkt dient te worden aan de volgende door de Raad opgestelde doelen, te weten
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben onbelast contact met beide ouders;
  • Ouders hebben voldoende vertrouwen in elkaar om constructieve afspraken te maken in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
  • Ouders geven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] emotionele toestemming om van hun beide ouders te houden;
  • [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden op geen enkele wijze belast met de strijd van de ouders of met meningen over de andere ouder;
  • Ouders accepteren de nodige hulpverlening, zoals bijv.: ouderschapsbemiddeling;
  • Er is een duidelijk ouderschapsplan met een duidelijke zorgregeling en afspraken;
  • Ouders komen gemaakte (hulpverlenings-)afspraken na en stellen zich begeleidbaar op;
  • Ouders ontvangen psycho-educatie over wat loyaliteit en een scheiding met kinderen doen. Zodat ouders leren inzien wat het voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] betekent indien zij verder klem blijft zitten tussen haar ouders.
  • Ouders dienen inzicht te krijgen in de dynamiek in hun ouderrelatie, waarbij ze die duidelijk leren loskoppelen van hun ex partnerrelatie;
  • Beide ouders stellen hun eigen ouderschap voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] centraal;
5.6.
Nu de GI heeft aangegeven dat er niet gelijk een jeugdbeschermer beschikbaar is, hebben de ouders tijdens de mondelinge behandeling afgesproken zich reeds zelf te wenden tot Kindbelang. De kinderrechter geeft de ouders mee dat het in het belang is van de minderjarigen om samen vooruit te kijken en nadrukkelijk niet om achteruit te blijven kijken en in de verwijtensfeer te blijven hangen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 11 december 2024 tot 11 december 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024 door mr. Van Noort, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 23 december 2024.
bij afwezigheid van mr Oude Weernink
getekend door
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.