ECLI:NL:RBZWB:2024:9401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
C/02/404515 / FA RK 22-5719 (echtscheiding) en C/02/425491 FA RK 24-3691 (boedel)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij ook een zorgregeling voor hun minderjarige kind aan de orde was. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, verzocht om een zorgregeling waarbij contact tussen de man en de minderjarige uitsluitend onder begeleiding van jeugdzorg zou plaatsvinden. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.A. Burlet, was van mening dat het contact goed verliep en wilde de minderjarige graag elk weekend zien. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 november 2024, waarbij beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is dat contact met de man op een veilige manier plaatsvindt. De rechtbank heeft besloten dat de contactmomenten voorlopig onder begeleiding van jeugdzorg zullen plaatsvinden, totdat de situatie van de man verbetert. De rechtbank heeft ook een voorlopige bijdrage van € 170,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige vastgesteld, die de man aan de vrouw moet betalen. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de man de hypotheeklasten en de maandelijkse lasten van zijn leningen bij Rabobank/Freo zal blijven voldoen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor twee maanden om de man de gelegenheid te geven een beschermingsbewind te regelen.

De beslissing van de rechtbank is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen zijn verzocht om de rechtbank op de hoogte te houden van de voortgang in de zaak. De rechtbank heeft de beslissing op de overige verzoeken aangehouden en de zaak is verwezen naar de familiekamerrol van 28 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummers: C/02/404515 / FA RK 22-5719 (echtscheiding) en C/02/425491 FA RK 24-3691 (boedel)
beschikking d.d. 2 december 2024
in de zaak van
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, gevestigd te Terneuzen,
tegen,
[de man](hierna: de man),
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
advocaat mr. D.J.A. Burlet, gevestigd te Oostburg.
ouders van de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] .
Als informant wordt aangemerkt:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg.
Ingevolge het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is in de onderhavige procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad.
1. Het (verdere) procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank d.d. [datum] 2023, met de daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier d.d. 16 april 2024 van mr. Broekman-de Feijter, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 19 april 2024 van mr. Burlet;
- het F9-formulier d.d. 25 oktober 2024 van mr. Broekman-de Feijter, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 28 oktober 2024 van mr. Broekman-de Feijter, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 12 november 2024 van mr. Broekman-de Feijter;
- het F9-formulier d.d. 19 november 2024 van mr. Burlet, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 25 november 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2023 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken in het tussen partijen gesloten huwelijk. Daarnaast is bepaald dat de minderjarige haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw. Ook heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling bepaald, waarbij de minderjarige en te man gerechtigd zijn tot het hebben van contact, waarbij dat contact onder begeleiding van [jeugdzorg] als casusregisseur zal worden opgestart en waarbij dat contact voor wat betreft de vorm, frequentie, duur en opbouw nader door de hulpverlening zal worden bepaald. De zaak is voor het overige, te weten de definitieve zorgregeling alsook de kinderbijdrage, aangehouden.
2.2.
Bij beschikking van 19 december 2023 is de minderjarige onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 maart 2025.
2.3.
De vrouw heeft bij brieven van 16 april en 25 oktober 2024 haar verzoeken gewijzigd, dan wel aangevuld, inhoudende dat zij nu verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
III. een zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat contact tussen de [minderjarige] en de man uitsluitend plaatsvindt onder begeleiding van [jeugdzorg] en volgens de frequentie en duur die [jeugdzorg] adviseert;
IV. de man te veroordelen met ingang van indiening van onderhavige brief tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 586,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , althans € 169,- per maand zolang de man de termijnen van de persoonlijke leningen bij Rabobank/Freo voldoet, steeds bij vooruitbetaling te voldoen,
V. de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen als volgt:
te bepalen dat de woning aan [adres] te [woonplaats 2] , wordt verkocht aan een derde, waarna de op de woning rustende hypotheeklening bij AEGON Levensverzekering N.V. alsmede de verkoopkosten, waaronder de nota van de makelaar, worden voldaan en het alsdan resterende bedrag aan partijen bij helfte toekomt, waarbij de man wordt veroordeeld om binnen twee weken na het wijzen van de beschikking zijn volledige medewerking te verlenen aan verkoop van de woning door [makelaar] tegen een door het makelaarskantoor vast te stellen vraagprijs, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw nalaat aan één of beide veroordelingen mee te werken met een maximum van € 10.000,-
voor recht te verklaren dat partijen beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden bij Rabobank/Freo onder nummers [kenmerk 1] , [kenmerk 2] , [kenmerk 3] en [kenmerk 4] en ieder de helft van deze schulden voor zijn/haar rekening dient te nemen alsmede dat, voor zover mogelijk, de overwaarde van de woning genoemd in sub a zal worden aangewend om deze schulden af te lossen;
de auto Hyundai ix35 met kenteken [kenteken] wordt toegedeeld aan de man onder de verplichting om aan de vrouw uit hoofde van overbedeling € 5.000,- te voldoen;
het saldo op de bankrekening met [rekeningnummer 1] wordt toegedeeld aan de man en het saldo op de bankrekening met [rekeningnummer 2] aan de vrouw, zonder dat enig bedrag wegens over-/onderbedeling verschuldigd is;
de verdeling van de inboedel vast te stellen in die zin dat ieder van partijen behoudt hetgeen zij/hij op dit moment onder zich heeft met de uitdrukkelijke bepaling dat de man binnen twee weken na het wijzen van uw beschikking het fotoboek van [minderjarige] aan de vrouw dient af te geven.
Zorgregeling
2.4.
De vrouw brengt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ten aanzien van de zorgregeling naar voren dat de contactmomenten tussen de man en de minderjarige inmiddels onder begeleiding van [jeugdzorg] zijn uitgebreid, waarbij de minderjarige elke woensdagmiddag tot na het avondeten bij de man verbleef. De afgelopen drie contactmoment zijn echter minder goed verlopen. De voorlaatste keer wilde de minderjarige niet gaan, maar heeft de vrouw hier op aangedrongen. De laatste keer kwam de minderjarige zo slecht terug dat de vrouw nu niet meer wil dat de minderjarige zonder begeleiding naar de man gaat. De minderjarige gaf aan dat de man alleen verdrietig op de bank zit en niet wil spelen. Zij wil niet meer naar de man. De vrouw heeft dit bij [jeugdzorg] aangegeven, waarna afgelopen woensdag het contactmoment weer door [jeugdzorg] is begeleid. De man is alcoholverslaafd en het gaat slecht met hem. Hij wil wel dat de contactmomenten goed verlopen, maar hij kan het niet. Als de minderjarige na een contactmoment goed en blij terugkomt, heeft de vrouw geen enkel probleem met een uitgebreidere zorgregeling. De vrouw verzoekt derhalve de contactmomenten uitsluitend plaats te laten vinden onder begeleiding van [jeugdzorg] en volgens de frequentie en duur die [jeugdzorg] adviseert. De gedachte van de vrouw is wel dat het contact tussen de man en de minderjarige kan worden uitgebreid op het moment dat het goed gaat.
2.5.
De man geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het heel goed met hem gaat. Hij drinkt een stuk minder. Het contact met de minderjarige gaat ook goed. De man herkent de zorgen van de vrouw niet. Het liefste ziet de man de minderjarige elk weekend. De advocaat van de man is van mening dat de man onvoldoende is staat is zijn eigen belangen te behartigen. Voor de man is lastig te overzien hoe en op welke termijn het haalbaar is toe te werken naar een weekendregeling. Binnen de ondertoezichtstelling kan gekeken worden hoe de zorgregeling eruit dient te zien en hoe de contactmomenten goed kunnen worden ingericht. Namens de man is geen zelfstandig verzoek ingediend, nu binnen de ondertoezichtstelling gekeken kan worden welke opbouw mogelijk is en hoe aan de wensen van allebei de ouders tegemoet kan worden gekomen. Door [jeugdzorg] kan gekeken worden wat mogelijk is voor de minderjarige en of de contactmomenten onbegeleid kunnen plaatsvinden. Afhankelijk van hoe er stappen worden gemaakt kan worden gekeken hoe naar een weekend per 14 dagen dan wel naar elk weekend toe kan worden gewerkt.
2.6.
De Raad acht het verzoek op dit moment passend. Het is in het belang van de minderjarige om op een veilige manier contact te hebben met de man, zodat zij neutraal een beeld van de man kan vormen. De contacten moeten veilig en vrij zijn. Onder begeleiding is dan het meest passend. Een weekendregeling is niet haalbaar; dit is ingewikkeld voor de man, maar zeker voor de minderjarige. De Raad vindt het begrijpelijk dat de wens van de man er is.
2.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het verzoek van de vrouw om de contactmomenten enkel onder begeleiding van [jeugdzorg] te laten plaatsvinden en volgens de frequentie en duur die [jeugdzorg] adviseert, verhoudt zich niet tot het feit dat de ondertoezichtstelling er is, waarbij de GI in dat kader de regie heeft op het contactherstel tussen de man en de minderjarige. Onverkorte toewijzing van het verzoek van de vrouw acht de rechtbank daarom niet in het belang van de minderjarige. De minderjarige is er echter wel bij gebaat dat zij op een veilige en structurele wijze contact met man kan hebben. Dit leek tot voor kort goed te gaan, zo goed dat het contact (gedeeltelijk) onbegeleid is geworden. Die uitbreiding lijkt nu niet goed te gaan. De hulpverlening die al langere tijd betrokken is, [jeugdzorg] , heeft er kennelijk, en op verzoek van de vrouw, voor gekozen het bezoek weer te begeleiden, zodat de minderjarige toch contact heeft met man. Daarnaast is gebleken dat de GI, ondanks uitnodiging, niet is verschenen bij de mondelinge behandeling en dat de vrouw moeilijk contact krijgt met de GI. De rechtbank is daarom van oordeel dat het op dit moment het meest in het belang van de minderjarige is dat [jeugdzorg] de bezoeken zal begeleiden gedurende één keer per week zoals ook de laatste keer is gebeurd, totdat de GI binnen de ondertoezichtstelling reden ziet daar aanpassing in aan te brengen.
Overige verzoeken
2.8.
Partijen hebben - na een korte schorsing tijdens de mondelinge behandeling -overeenstemming bereikt over het verdere procesverloop. Zij zijn overeengekomen dat de procedure wordt aangehouden, zodat de man het beschermingsbewind kan regelen, waarna met de bewindvoerder tussen partijen een definitieve regeling kan worden overeengekomen, dan wel bepaald. Voor de tussentijd zijn partijen overeengekomen dat de man met ingang van 1 december 2024 € 170,= per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige zal voldoen. Voorts zal de man de hypotheeklasten alsook de maandelijkse lasten van de vier leningen bij Rabobank/Freo voldoen. Daarnaast heeft de man toegezegd dat hij het fotoboek van de minderjarige zal afstaan aan de vrouw.
2.9.
Deze overeenstemming komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen. De rechtbank zal de zaak aanhouden voor de duur van twee maanden, teneinde de man in de gelegenheid te stellen een en ander te regelen ten behoeve van het beschermingsbewind. Partijen worden verzocht de rechtbank op nader te noemen familiekamerrol te informeren over de stand van zaken, alsmede het verder gewenste procesverloop kenbaar te maken. Indien zij een mondelinge behandeling wensen dienen zij op nader te noemen roldatum tevens hun verhinderdata op te geven.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de man de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar zoals overwogen in rechtsoverweging 2.7.;
3.2.
bepaalt dat de man met ingang van 1 december 2024
voorlopigten behoeve van de minderjarige aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 170,= per maand;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de man
voorlopigde maandelijkse hypotheeklasten alsook de maandelijkse lasten van de vier leningen bij Rabobank/Freo onder nummers [kenmerk 1] , [kenmerk 2] , [kenmerk 3] en [kenmerk 4] zal voldoen en dat partijen zijn overeengekomen dat de man het fotoboek van de minderjarige aan de vrouw zal afgeven;
3.5.
verwijst de zaak naar de
familiekamerrol van 28 januari 2025,zulks om redenen als in rechtsoverweging 2.9 genoemd.
3.6.
houdt de beslissing op de overige verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.