ECLI:NL:RBZWB:2024:94
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking omgevingsvergunning en verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere besloten tot intrekking van een aan een derde verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een hotel. De derde heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. Op 30 augustus 2023 heeft het college aan verzoekster medegedeeld dat de beslistermijn in de bezwaarprocedure is verlengd tot 15 januari 2024. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 9 januari 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, op basis van artikel 6:3 van de Awb is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de beslistermijn moet worden aangemerkt als een procesbeslissing in de zin van artikel 6:3 van de Awb. Aangezien deze beslissing op zichzelf geen rechtsgevolg heeft, staat daartegen geen bezwaar of beroep open. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet rechtstreeks in haar belang wordt getroffen door deze voorbereidingshandeling, en heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening niet inhoudelijk beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.