ECLI:NL:RBZWB:2024:9398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
C/02/424088 FA RK 24-3001
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om zorgregeling en hulpverlening in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024, is een verzoek ingediend door de man, vertegenwoordigd door mr. H. Durdu, om een zorgregeling vast te stellen voor zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedag] 2023. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. S. Rahimzadeh, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt bij wijze van zelfstandig verzoek om het hoofdverblijf van het kind bij haar te bepalen en om contact tussen de man en het kind te reguleren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er problemen zijn in de communicatie tussen de ouders en dat er wantrouwen bestaat, wat het maken van afspraken bemoeilijkt. De rechtbank heeft daarom besloten om een (jeugd)hulpverleningstraject in te zetten, waarbij ouders en kind worden doorverwezen naar een zorgaanbieder. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling en het hoofdverblijf voor zes maanden aangehouden, zodat de ouders kunnen werken aan hun problemen met hulp van de zorgaanbieder. De rechtbank heeft ook een voorlopige regeling getroffen voor contact tussen de man en het kind, waarbij dit onder begeleiding van de vrouw zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij het proces en verzocht om rapportages over de voortgang van het hulpverleningstraject. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/424088 FA RK 24-3001
Beschikking d.d. 20 december 2024
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. H. Durdu in Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Rahimzadeh in Amsterdam,
over de minderjarige
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zit het volgende stuk:
- het op 24 juni 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 20 november 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de vrouw, met haar advocaat alsook de advocaat van de man. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat de advocaat van de vrouw op maandag 18 november 2024 een verweerschrift aan de rechtbank had verzonden. Tijdens de mondelinge behandeling is niet besproken dat dit verweerschrift tevens een zelfstandig verzoek bevat. Zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man per F-formulier het e-mailadres en telefoonnummer van de man doorgegeven in verband met het in te zetten UHA-traject.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3.
De man heeft [minderjarige] op 7 februari 2024 erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling tussen de man en het kind vast te stellen zoals beschreven onder randnummer 9 van het verzoekschrift.
3.2
De vrouw voert verweer en verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek,
I. het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw te bepalen;
II. te bepalen dat er eenmaal per veertien dagen contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de man op zaterdag tussen 09.30 uur en 11.30 uur, onder begeleiding van de vrouw.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De problematiek van de ouders omvat het volgende: partijen hebben problemen in hun onderlinge communicatie. Daarnaast is er sprake van veel wantrouwen jegens elkaar. Het lukt partijen niet om samen als ouders van de minderjarige afspraken te maken.
4.2.
Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het, net als de raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarig kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarig kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 26 november 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.3.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.4.
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (keuze: lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
4.5.
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.6.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot het kind.
4.7.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de raad. De raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.8.
Wanneer de raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.9.
Wanneer de raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
4.10.
Deze beschikking is een verzoek aan de raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.11.
Na een onderzoek of interventie van de raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op de rapportage van de raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.12.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.13.
Omdat ouders en hun kind in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op het de verzoeken met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van zes maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.14.
De rechtbank zal bepalen dat in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken [minderjarige] en de man voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eens per week voor de duur van twee uur onder begeleiding van de vrouw. Dit betreft een basisregeling, waarmee het contact tussen de man en de minderjarige wordt gewaarborgd. Zo weten partijen waar ze aan toe zijn en wat het vertrekpunt is. Onder begeleiding van de hulpverlening zal deze regeling verder uitgebreid en vormgegeven dienen te worden, zowel in tijd als het toewerken naar onbegeleid contact.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023 in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per week voor de duur van twee uur onder begeleiding van de vrouw, zulks met inachtneming van hetgeen hierover in rechtsoverweging 4.14 is overwogen;
5.2.
verwijst ouders en hun minderjarige kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. Het loket zal ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarige verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.3.
verzoekt het loket om uiterlijk op
27 mei 2025 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
5.4.
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de raad;
5.5.
verzoekt de raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.6.
verzoekt de raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.9 vermelde vraag en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.7.
verzoekt de raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
5.8.
houdt aan de beslissing op de verzoeken met betrekking tot het hoofdverblijf en de zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, (kinder)rechter, en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.